Afgeronde studentenprojecten
Op deze pagina vind je verschillende afstudeerprojecten van onze recente afstudeerders.
PWE voor binnenstedelijke gebiedsontwikkelingen
Student: Jan Bruinink
Hoe bruikbaar is PWE voor binnenstedelijke gebiedsontwikkelingen? Deze vraag stond centraal bij de thesis van Jan Bruinink, masterstudent Human Geography aan de Universiteit Utrecht. Om dit te onderzoeken moest het begrip bruikbaarheid eerst geoperationaliseerd worden. De 'human-computer interaction' discipline geeft handvaten om 'web-based participatory planning support systems' zoals PWE te beoordelen op hun bruikbaarheid. Beoordelingscriteria betreft het nut van de methode en de gebruiksvriendelijkheid voor de respondenten stonden centraal in de beoordeling van de bruikbaarheid van PWE.
Door het nut van de methode te beoordelen zijn enkele aandachtspunten naar voren gekomen waar rekening mee gehouden moet worden tijdens de inrichting van een PWE. Hiermee is het stappenplan voor de inrichting van een PWE van Sophie Pak (2018) aangevuld. Met behulp van dit aangepaste stappenplan is een PWE voor de casestudy ingericht. Ondanks de inrichting blijkt het lastig om inzicht te krijgen in het besluitvormingsproces van de respondenten; hier is aanvullend kwalitatief onderzoek geschikter voor.
Uiteindelijk is geconcludeerd dat de functionaliteiten van PWE effectieve participatie niet in de weg staan, mits het aangepaste stappenplan wordt doorlopen. De respondenten van de casestudy gaven de gebruiksvriendelijkheid prestatiecriteria connectiviteit, leerbaarheid en foutmarge de hoogste score. Effectiviteit kreeg de laagste score. De respondenten bleken gevarieerd tegen de methode aan te kijken, geïndiceerd door hoge standaarddeviaties. Een experiment met een grotere respons kan beter inzicht geven in hoe PWE scoort op de 8 facetten van gebruiksvriendelijkheid van web-based participatory planning support systems.
Er kan worden geconcludeerd dat PWE onder bepaalde voorwaarden een uitstekende methode kan zijn om het participatietraject van een binnenstedelijke gebiedsontwikkeling in te richten. Het is daarom aanbevolen om de methode toe te passen op een concrete casestudy. Dit was niet mogelijk voor deze thesis in verband met de gevolgen van het coronavirus. Daarnaast lijkt de methode ook uitstekend geschikt voor het vraagstuk van de fictieve casestudy; verder onderzoek hiernaar kan uitermate interessante resultaten opleveren.
De geschiktheid van PWE om een gevoel van veiligheid in het openbaar vervoer te omvatten
Studenten: Roy Rizk & Shahin Farshschi (KTH)
Roy Rizk en Shahin Farshchi deden een verkennende studie naar het ontwerp van een PWE op een gebied waar kwalitatieve aspecten van groot belang zijn. Door het verzamelen van reacties van respondenten voor een pilot-PWE en het analyseren van het ontwerp en de methode, gingen zij na of de kwaliteiten van het ontwerp van een PWE kunnen helpen om gevoelens van veiligheid en geborgenheid te omvatten. Het onderzoek is uitgevoerd in Stockholm bij het Royal Institute of Technology (KTH). Roy en Shahin werkten tijdens de scriptie op verschillende faculteiten, waardoor het werk een interdisciplinaire samenwerking werd tussen de afdelingen Urban and Regional Studies en System Analysis and Economics.
Voor het ontwikkelen van kennis in de huidige context van veiligheid en beveiliging staan participatieve beschrijvende testen hoog. Er bestaat echter een methodologische kloof tussen de participatief beschrijvende traditie en de kwantitatieve impacttraditie. Het vullen van de bestaande methodologische kloof kan van vitaal belang zijn om methoden dichter bij de eisen en normen van het publiek en het beleid te brengen. Door gebruik te maken van diepgaande, beschrijvende informatie als input voor de PWE wil het onderzoek een methodologische bijdrage leveren door de PWE-methode te analyseren in een nieuwe complexe setting met aanpassingen.
Beschrijvende resultaten van de PWE-methode worden beschouwd als een verbetering van de kennis over het gevoel van veiligheid en zekerheid, terwijl de impactgerichtheid van de beoordelingen wordt verbeterd door projecten te evalueren. De methode kan profiteren van een focus op transparantie, aantrekkelijke deelname en kwaliteit in de resultaten en de wijziging die hier 'hercategorisering' wordt genoemd, werd noodzakelijk geacht voor PWE-evaluaties. Stimulansen om gebrekkige processen te behouden zijn te vinden in de politiek en het beleid. Aangezien geen enkele actor het intersectorale (en interdisciplinaire) vraagstuk van gevoel van veiligheid en geborgenheid beheerst, kunnen tradities een sterke impact hebben. Deze studie toont echter de haalbaarheid aan van het verbeteren van beoordelingen gezien de hedendaagse publieke en beleidsnormen.
Informatievoorziening over complexe onderwerpen in een PWE
Student: Sem Nouws
Hoe verstrek je complexe informatie aan participanten in een PWE? Sem Nouws, masterstudent Complex Systems Engineering and Management, onderzocht verschillende manieren van informatievoorziening in een PWE over stedelijke klimaatadaptatie voor zijn master thesis project. Hij kwam erachter dat participanten uiteenlopende wensen hebben als het gaat over informatie.
De informatievoorziening over complexe onderwerpen zoals klimaatadaptatie blijkt een uitdaging in participatie. Participanten ontberen vaak de inhoudelijke kennis, de ervaring en vaardigheden om met informatie om te gaan. Aan de andere kant blijken beleidsmakers of andere partijen die participatie faciliteren vaak niet in staat om informatie in de juiste vorm aan te leveren of zetten zij het strategisch in. PWE geeft de mogelijkheid om participanten wel het juiste inzicht in complexe onderwerpen te geven. Maar ook in deze nieuwe methode zijn er verbeteringen mogelijk in de informatievoorziening. Vandaar dat Sem in zijn onderzoek op zoek ging naar mogelijkheden om complexe informatie te verschaffen in PWE.
Om dit te onderzoeken werden twee manieren van informatievoorziening getest in een PWE over de realisatie van een wateropvang in Reyeroord, een wijk in Rotterdam. De helft van de respondenten kreeg extra informatie over klimaatverandering, de noodzaak voor klimaatadaptatie en de technische aspecten van klimaatadaptatie. De andere helft kreeg visualisaties waarop de verschillende beleidsopties werden afgebeeld. De participanten werd gevraagd om de informatie te beoordelen en aan te geven of het hen in staat stelde om input te leveren en een keuze tussen de opties te maken.
De twee geteste manieren van informatievoorziening bleken niet veel verschil bij participanten te veroorzaken, al lijkt er wel een belangrijke rol voor afbeeldingen te zijn. Wat voornamelijk naar voren kwam, was dat de wensen en behoeftes van participanten op het gebied van informatievoorziening erg verschillend zijn. Dit wordt veroorzaakt door de diverse achtergrond (socio-demografische kenmerken, attitudes, ervaringen) van participanten. De informatievoorziening in PWE zou dus beter op de verschillende wensen en behoeftes van participanten moeten worden afgestemd.
Samenhang tussen visies en voorkeuren in een PWE
Student: Elisa de Weerd
Voorkeuren kunnen op verschillende manieren gemeten worden. Het is alleen onduidelijk in hoeverre de bevindingen van deze verschillende methodes met elkaar samenhangen. Elisa de Weerd, student van de Research Master Health Sciences aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, onderzocht tijdens haar stage bij het RIVM de relatie tussen twee methodes om voorkeuren te meten: Q-methodologie en Participatieve Waarde Evaluatie (PWE). Q-methodologie is een methode om te onderzoeken wat voor soort opvattingen er over een onderwerp heersen in een populatie.
De voorkeuren die in deze scriptie werden bestudeerd gingen over de gezondheidszorg: wat vinden mensen belangrijk bij beslissingen rondom het verkleinen van het basispakket voor de zorg? Deelnemers aan de PWE werd gevraagd om 100 miljoen euro te bezuinigen door verschillende medische behandelingen uit het basispakket te halen. De deelnemers gaven daarna aan in hoeverre ze het eens waren met de visies uit een eerder Q-methodologie onderzoek.
Aan de hand van een subgroep analyse onderzocht Elisa of de antwoorden op de visies samenhingen met de voorkeuren in de PWE. Idealiter was dit onderzocht aan de hand van een latente klasse analyse, maar helaas was dit door de complexiteit van het ontwerp van de PWE nog niet mogelijk.
Er werden een aantal verschillen gevonden, maar deze kwamen niet overeen met de hypothesen. Dit suggereert dat de verschillen door andere factoren werden gedreven. Hoewel er geen eenduidig antwoord op de onderzoeksvraag kan worden gegeven, kan er wel worden geconcludeerd dat de onderzoeksmethoden elkaar niet vervangen. Zo is Q-methodologie een geschikte methode wanneer er nog weinig bekend is over voorkeuren, en is PWE geschikter om de afwegingen tussen verschillende aspecten van voorkeuren te onderzoeken wanneer er al meer bekend is over de voorkeuren zelf. Het is voor beleidsmakers dus belangrijk om aan de hand van de bestaande kennis te bepalen welke methode het meest geschikt is om voorkeuren te meten.
Hoe maken deelnemers beslissingen in een PWE?
Student: Tomas Peeters
Hoe komen deelnemers van Participatieve Waarde Evaluatie (PWE) experimenten tot hun besluit en waar baseren zij die keuze op? En heeft de presentatie van de impact van projecten door middel van tekst of cijfers invloed op die keuze? Dit is onderzocht door Tomas Peeters, student van de master Complex Systems Engineering and Management, die zijn thesis hierover op 31 maart heeft verdedigd. De verdediging vond volledig online plaats vanwege de Corona-crisis.
Om deze vragen te beantwoorden stelde Tomas een relatief kleinschalig PWE-experiment op over zes infrastructurele projecten binnen de gemeente Delft. Hiermee werd een zogenaamd Process Tracing study uitgevoerd. Tien deelnemers werd gevraagd om de PWE te doorlopen terwijl zij hun gedachten hardop uitspraken en hun interactie met de online omgeving werd opgenomen. Dit liet onder andere zien dat verscheidene deelnemers vroeg in het keuzeproces projecten buiten beschouwing lieten gebaseerd op een eerste indruk zonder alle informatie te bestuderen. Zulke aversie tegen een project wordt op dit moment niet specifiek gemeten. Ook interpreteerden deelnemers de instructie verschillend en vroegen zij zich af waar ze hun keuze op moesten baseren: puur op de gegeven informatie of ook op eigen ervaring of voorkeuren?
In een daaropvolgend variatie-experiment werden twee versies van het PWE-experiment opgesteld waarin de impact van projecten werden gepresenteerd in tekst of in cijfers. Deze werden door respectievelijk 85 en 84 deelnemers voltooid. De resultaten laten zien dat de invloed van de variatie op de keuzes van deelnemers beperkt is.
Gebaseerd op de uitkomsten wordt aanbevolen om deelnemers de optie te geven om tegen projecten te stemmen. Ook wordt het aangeraden voor beleidsmakers en PWE-ontwikkelaars om vast te stellen welke voorkeuren ze willen meten en daar de instructie aan deelnemers op aan te passen.
De invloed van een woonlocatie in PWE
Student: Lisa Volberda
Heeft de locatie waar mensen wonen invloed op de keuze die zij maken tussen transportprojecten in een PWE? Lisa Volberda onderzocht dit in haar afstudeeronderzoek, en kwam tot de conclusie dat het antwoord op deze vraag ja is. In haar thesis maakte zij een onderverdeling tussen burgers wat betreft de toewijzing van het overheidsbudget aan ruimtelijke infrastructuurprojecten, waarbij zij gebruik maakte van Participatieve Waarde Evaluatie (PWE).
Voor haar onderzoek gebruikte Lisa de dataset van een PWE-experiment dat werd gebruikt in de Vervoerregio Amsterdam. Een latente klasse model werd geschat om burgers te identificeren die een vergelijkbare combinatie van ruimtelijke infrastructuurprojecten selecteerden. Uit deze analyse bleek dat individuen vaker projecten in hun woonomgeving selecteerden. Bovendien geven individuen de voorkeur aan een groter aantal projecten met lage kosten dan één duur project, en kenden individuen een hoge waarde toe aan projecten die veiligheid nastreven. De resultaten geven aan dat individuen hun keuze niet noodzakelijkerwijs baseren op attributen zoals minuten reistijdreductie gerealiseerd door een nieuw project. Door interviews met experts te houden, biedt haar studie ook een rijke weerspiegeling van de implicaties van de geïdentificeerde clusters. De wenselijkheid van het locatie-effect hangt af van het doel van het experiment. De belangrijkste implicatie van de resultaten is dat onderzoekers zich bewust moeten zijn van het sterke locatie-effect en dat toekomstig onderzoek dit effect moet beheersen.
PWE bij klimaatadaptatie in Den Haag
Student: Kieran Dartee
Kieran Dartee paste PWE toe om klimaatadaptatie bij hevige regenval maatregelen te evalueren voor de gemeente Den Haag. In het experiment is aan bewoners van de gemeente Den Haag gevraagd om geld te alloceren over elf maatregelen rond klimaatadaptatie. Per optie die respondenten konden kiezen kregen zij informatie over de effecten. 146 bewoners namen deel aan de PWE. Een innovatie van deze PWE is dat bewoners een optie meerdere keren konden kiezen. Daarbij is aan respondenten expliciet gevraagd hoe zij hun deelname aan de PWE waardeerden.
Resultaten
De belangrijkste overwegingen voor bewoners om voor maatregelen te kiezen waren ‘toevoegen van groen’, ‘effectiviteit van een maatregel’ en ‘ruimtelijke kwaliteit’. Respondenten ervaarden toename van bewustwording als belangrijkste voordeel van hun deelname aan de PWE. Met name de informatie over de kosten en de effecten was voor de respondenten van waarde. Een interessant resultaat is dat respondenten vonden dat de PWE als advies moest dienen en niet klakkeloos moest worden overgenomen door de gemeente. Verbeterpunten die uit dit onderzoek naar voren kwamen zijn het terugbrengen van de complexiteit van het experiment en het zoeken naar mogelijkheden om een grotere groep burgers bij het experiment te betrekken.
PWE bij investeringen in fietsbeleid
Student: Tom de Geus
In deze PWE konden respondenten kiezen tussen verschillende investeringen in fietsbeleid in een fictieve stad. Alternatieven waar respondenten bijvoorbeeld tussen konden kiezen waren een groene golf voor fietsers en extra parkeervakken voor fietsers. Aan het onderzoek namen 181 respondenten deel. Het hoofddoel van dit onderzoek was niet zozeer het inschatten van de maatschappelijke waarde van verschillende investeringen in fietsbeleid. Het hoofddoel van dit onderzoek was namelijk het inschatten van de mate waarin individuen die deelnemen aan de PWE gevoelig zijn voor framing. De 181 respondenten werden verdeeld in drie groepen en twee van deze groepen werden door middel van woordgebruik geframed om voor bepaalde alternatieven te kiezen. Het resultaat was dat respondenten gevoelig waren voor framing wanneer zij geen sterke a priori voorkeur hadden voor een alternatief, terwijl zij relatief ongevoelig waren voor framing wanneer zij geen sterke voorkeur hadden voor een beleidsoptie. Dit laatste was bijvoorbeeld het geval bij de draagplicht van een fietshelm voor risicogroepen. Tot slot interviewde Tom beleidsmakers over het nut van het uitvoeren van een PWE. Beleidsmakers waren positief over de methode maar vonden dat framing niet moest worden gebruikt om burgers te stimuleren om voor een bepaalde optie te kiezen.