Climate engineering is vanwege alle onzekerheden geen wenselijk, maar in de toekomst mogelijk wel een noodzakelijk middel tegen klimaatverandering. Techniekfilosoof Behnam Taebi probeert met een ethische benadering nuance aan te brengen in de zoektocht naar technologische oplossingen. Met de Climate Action Hub wil hij een brug slaan tussen de wetenschap, burger en politiek.
Een schaduwdoek ophangen in de ruimte of aerosolen injecteren in de stratosfeer om de hoeveelheid zonlicht op aarde te verminderen. Het zijn ingrepen waar we ons bijna geen voorstelling van kunnen maken. Toch zijn wetenschappers uit de hele wereld bezig met climate engineering. Daarbij is niet alleen aandacht voor de technologische kant. Volgens hoogleraar Energie- en Klimaattechniek en techniekfilosoof Behnam Taebi zitten er namelijk veel onzekerheden aan deze massale ingrepen. “Je wilt geen technologie implementeren waarvan je de risico’s en gevolgen niet kent. Wat zijn bijvoorbeeld de effecten op regenval? En wat gebeurt er met het klimaat als we ineens weer stoppen met de toepassing van een bepaalde technologie?”
Gebrek aan nuance
Al ruim vijftien jaar houdt Taebi zich bezig met ethische vraagstukken binnen de energie- en klimaattechniek. Zijn interesse begon bij het debat over kernenergie. “Ik ergerde me aan de manier waarop dat gevoerd werd. Het was heel erg een ja-nee-discussie, zonder enige nuance en begrip voor de technologische complexiteit van kernenergie. Voor kernenergie bestaan verschillende methoden, reactortypen, grondstoffen en recyclingmogelijkheden. Diezelfde ja-nee-benadering zie ik in de discussie over climate engineering. We moeten dit helemaal niet zien als ultieme oplossing of bij voorbaat afwijzen, maar een breed scala van toepassingen onderzoeken, alle risico’s zo goed mogelijk in beeld krijgen en de voors en tegens van elke technologie afwegen.”
Ethiek aan de voorkant
Als techniekfilosoof probeert Taebi ethiek aan de voorkant mee te nemen in de zoektocht naar energie- en klimaatoplossingen en besluitvorming daarover. “Te vaak is ethiek een dingetje achteraf. Denk aan de schaliegasdiscussie. Daar maakten de politiek en projectontwikkelaars de fout eerst te besluiten ergens te gaan boren en vervolgens pas burgers te betrekken. De zorgen van burgers gingen vooral over de vraag of Nederland naar meer gas moet boren, terwijl de politiek ze probeerde te overtuigen van de lage risico’s van schaliegasboringen op lokaal niveau. De discussie werd dus niet op het juiste moment én niet op het juiste niveau gevoerd. Het is belangrijk dat we al ver voor de besluitvorming in gesprek gaan over de wenselijkheid en daarbij onderscheid maken tussen verschillende soorten technologische mogelijkheden.”
Het is belangrijk dat we al ver voor de besluitvorming in gesprek gaan over de wenselijkheid en daarbij onderscheid maken tussen verschillende soorten technologische mogelijkheden.
Climate Action Hub
Om de brug te slaan tussen de wetenschap, burger en politiek lanceerde TU Delft eind september in Den Haag een Climate Action Hub, een fysieke en virtuele plek waar belangrijke klimaatvraagstukken worden behandeld. Taebi: “De Hub is een doorgeefluik van het Climate Action Programma van TU Delft. Met de Hub hopen we de wetenschap dichter bij de politiek en besluitvorming te brengen en witte vlekken in het klimaatdebat weg te nemen. De wetenschappelijke witte vlekken zijn de dingen die we nog niet weten en nog willen weten om klimaatverandering en mogelijke oplossingen beter te begrijpen. Tegelijkertijd moeten we rekening houden met de witte vlekken aan de beleidskant en maatschappij: waar hebben we als samenleving behoefte aan?.”
Vertaling naar politiek en beleid
Als boegbeeld van TU Delft in Den Haag en trekker van de Climate Action Hub gaat Taebi onder meer het gesprek tussen wetenschap en politiek faciliteren. “Met onze kennis en expertise reiken we grondstoffen aan voor Kamerleden, beleidsmakers en adviesorganen. De aandacht voor ethiek in belangrijke maatschappelijke discussies zoals klimaatverandering neemt weliswaar toe, maar het daadwerkelijk meenemen in beleid is nog een uitdaging. Aan die verbeterslag willen wij bijdragen.” De Hub is volgens Taebi niet alleen een feestje van de TU Delft. “We hopen hier ook intellectuele krachten van andere kennisinstellingen bijeen te brengen en samenwerkingen te starten. We willen onder andere met collega’s van andere universiteiten in Nederland een nationaal expertisecentrum op het gebied van climate engineering opzetten.”
Internationale samenwerking
Climate engineering vraagt ook om internationale samenwerking, vervolgt Taebi. Zowel klimaatverandering als de toepassing van climate engineering heeft immers gevolgen die voorbij landsgrenzen gaan. “Goede afspraken en het nakomen daarvan zijn noodzakelijk. Wie bepaalt welk land op welk moment welke technologie mag inzetten? En wie is verantwoordelijk voor mogelijk onvoorziene gevolgen? Ook ontwikkelingslanden moeten we hierbij betrekken. Het extreme wordt steeds extremer. Het moet niet zo zijn dat we op plekken waar het al veel regent nog meer regenval veroorzaken of dat ingrepen ergens nadelige gevolgen hebben voor de landbouwopbrengst. Bovendien wil je toepassingen, zoals CO₂-verwijdering, ook beschikbaar maken voor minder rijke landen.”
Liever niet toepassen
Taebi benadrukt dat climate engineering slechts een van de vele ‘flagships’ is van het Climate Action Programma en de Climate Action Hub. De activiteiten rondom climate engineering moeten volgens hem niet worden opgevat als promotie. Sterker nog: Taebi hoopt dat we bepaalde technologieën nooit hoeven toe te passen. “Vooral Solar Radiation Management (zie kader, red.) is vooralsnog erg onwenselijk. We weten nog ontzettend weinig over de gevolgen daarvan, zowel in tijd als ruimte. Technieken om CO₂ te verwijderen liggen meer voor de hand. Die worden op sommige plekken ook al ingezet. Maar de gouden standaard blijft vermindering van onze CO₂-uitstoot, oftewel mitigatie. Een discussie over climate engineering moet de aandacht daar niet van afleiden.”
Risico’s afwegen
Toch denkt Taebi dat het steeds waarschijnlijker wordt dat we het punt bereiken waarop maatregelen om uitstoot van broeikasgassen te verminderen niet meer helpen, het zogenaamde point of no return. “Op zo’n moment redden we het misschien niet meer om zonder climate engineering opwarming van de aarde tegen te gaan. In dat geval moeten we zorgen dat we de technologieën voorhanden hebben.” Risico’s helemaal uitsluiten kunnen we niet, erkent Taebi. “Aan technologie kleven altijd risico’s. De vraag is welke risico’s we aanvaardbaar vinden en voor wie, en hoe we die afzetten tegen andere risico’s. De ene technologie zal hoger scoren op wenselijkheid dan de andere.”
Waken voor techno-optimisme
Als engineer is Taebi gefascineerd door de kansen en mogelijkheden die techniek biedt. Tegelijkertijd moet hij in z’n rol als techniekfilosoof streng en genuanceerd zijn, vindt hij. “Ik wil voorkomen dat we blindelings vertrouwen op technologie als oplossing voor alles. Ik waak dan ook voor techno-optimisme. Er zitten veel haken en ogen aan technologische oplossingen. Het kan zijn dat we bepaalde technologieën daarom in de toekomst compleet willen uitsluiten. Maar we hebben niet de luxe om dat nu al te doen. Daar is het klimaatvraagstuk te groot en complex voor.”
Soorten climate engineering
Climate engineering is te verdelen in twee categorieën: solar radiation management (SRM) en carbon dioxide removal (CDR) technologieën in het Nederlands respectievelijk zonnestralingsbeheer en CO₂-afvang- en opslag. Bij SRM wordt zonlicht voor een deel weerkaatst of gefilterd om zo de temperatuur op aarde te verlagen. Bij CDR gaat het om methoden om CO₂ uit de atmosfeer te verwijderen en op te slaan, bijvoorbeeld in lege gasvelden onder de zeebodem.