Met het project Intrinsiek Circulair wordt gezocht naar mogelijkheden om sloopbedrijven en architecten bij elkaar te brengen. Zo kunnen veel bouwmaterialen die anders bij sloop verloren gaan direct opnieuw en in ruime mate in nieuwe projecten worden gebruikt. “Als sloopbedrijven en architecten met elkaar samenwerken zou van de onderdelen van een te slopen gebouw een bijna compleet nieuw gebouw te realiseren zijn” stelt Projectinitiator Vincent Gruis.
Dit vergt wel een andere werkwijze dan beide partijen gewend zijn, is de overtuiging van Vincent Gruis, hoogleraar Housing Management en verantwoordelijk voor het project Intrinsiek Circulair. “De praktijk moet worden dat opdrachtgevers het sloopbedrijf rechtstreeks in contact brengen met de architect om samen de opnieuw te gebruiken onderdelen te inventariseren en te beoordelen. De architect heeft daardoor vanaf het begin alle benodigde informatie beschikbaar voor zijn circulaire ontwerp.”
Nog geen vanzelfsprekendheid
Hergebruik van bouwelementen, zoals gevels, vloeren en kozijnen, is helaas nog geen vanzelfsprekendheid, ziet Gruis. “Ontwerpen op basis van circulair bouwen is nog steeds een uitdaging voor veel architecten. De architecten die ik spreek vinden dat het te weinig aan hen wordt gevraagd. Daarom zijn sommigen er zelf mee aan het experimenteren.”
De Kennis- en Innovatieagenda Circulaire Economie, onderdeel van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, zette onlangs de vraag uit hoe hergebruik van bouwmaterialen en bouwelementen te vergroten is. “Ik kende een mooi initiatief dat opschaling zou kunnen gebruiken, te weten de samenwerking tussen Lagemaat Sloopwerken en architectenbureau cepezed. Samen met de TU Delft, Sloopcheck en W/E adviseurs duurzaam bouwen hebben we voor dit onderzoek een consortium gevormd.”
Opschalen
De opgave van het consortium is om met een aanpak te komen die makkelijk te kopiëren is, waarvan de informatie-uitwisseling goed vorm te geven is, de milieuvoordelen goed inzichtelijk te maken zijn en waarvoor een businessmodel opgesteld kan worden. “Er bestaan al initiatieven voor hergebruik”, zegt Gruis, “maar marktpartijen hebben weinig tijd om de resultaten van hun eigen pilotprojecten in hun werkproces te integreren. Het zit ook niet zo in hun aard om de kennis overdraagbaar te maken. Ons consortium kan hen helpen door ook andere methoden voor te stellen, instrumenten te ontwikkelen, erover te publiceren en de aanpak overdraagbaar te maken voor de markt. In ons projectvoorstel staat het opschaalbaar maken van onze aanpak dan ook voorop.”
Drie modellen
Intrinsiek Circulair moet concreet resulteren in drie wetenschappelijk onderbouwde modellen, te weten een informatie-, ontwerp- en milieu-impactmodel. Gruis: “Met het informatiemodel kun je systematisch op een rij zetten wat je moet weten van het te slopen oude gebouw en het nieuw te ontwerpen gebouw. Dat wordt door Sloopcheck ontwikkeld. We willen ook verkennen hoe je als architect met al die materialen ontwerpvarianten kunt maken. Dat is ons ontwerpmodel. En met W/E adviseurs hebben we het milieu-impactmodel ontwikkeld. Van nieuwe elementen is bekend wat de impact van hun productie op het milieu is. Dat weet je echter niet van herbruikbare elementen. Die impact gaan we nu in kaart brengen. Als ze zonder veel aanpassingen redelijk herbruikbaar zijn veroorzaken ze veel minder milieuschade.”
Door de gebouwgewijze aanpak zijn hergebruikspercentages van maar liefst 95% haalbaar.
Enthousiast zegt Gruis: “Onze aanpak is kleinschalig in de zin dat het een gebouwgewijze aanpak is, daardoor zijn hergebruikspercentages van maar liefst 95% haalbaar. Dat is enorm! Je kunt wel een marktplaats voor tweedehands materialen inschakelen, maar dan is het maar de vraag of alles verkocht wordt en hoe snel. Een nieuw gebouw hoeft niet uitsluitend uit elementen van een te slopen gebouw voort te komen. Neem het Zuiderstrandtheater in Scheveningen. Dat ligt nu opgeslagen in Oss en wordt daar onderdeel van een nieuw cultureel centrum.”
Nieuwe uitdaging
Maar er is meer nodig om over te stappen op circulair ontwerpen en bouwen. Als een project niet specifiek als een circulair project wordt gelabeld is het volgens Gruis heel lastig om het volgens die principes uit te voeren, zeker op het gebied van installaties. En opdrachtgevers, zelfs overheden, willen soms alleen gecertificeerde nieuwe producten gebruiken. “Het consortium test herbruikbare elementen en komt soms echter tot de conclusie dat de kwaliteit beter is dan bij het eerste gebruik. Dat geldt bijvoorbeeld voor kanaalplaatvloeren die daardoor blijven voldoen aan de Bouwbesluiteisen. Het testen en vervolgens soms ook aanpassen aan de huidige eisen brengt wel kosten met zich mee. In het ergste geval kom je dan in de richting van de kosten van een nieuw gebouwdeel, maar dan heb je natuurlijk wel de milieuwinst. En door een database aan te leggen waarin testresultaten van hergebruikte bouwdelen worden vastgelegd, zou niet iedere keer opnieuw getest hoeven worden.”