Gerrit van Iterson Jnr
Van Iterson was een assistent van Beijerinck die in 1907 eerst als hoogleraar microscopische anatomie en later als hoogleraar toegepaste botanie werd benoemd.
De titel van zijn proefschrift was Mathematische und mikroskopisch-anatomische Studien über Blattstellungen (“Wiskundige en microscopisch-anatomische studies over fyllotaxis”) en weerspiegelt zijn levenslange, baanbrekende belangstelling voor de combinatie van wiskunde en biologie.
Van Iterson onderzocht ook de variatie die binnen een soort voorkomt. Waarom zien mannetjes- en vrouwtjesvogels er anders uit? Hoe past een soort zich aan plaatselijke omstandigheden aan? Waarom hebben bloemen soms een andere kleur hebben dan hun voorouders? In die tijd was DNA nog niet bekend en probeerde men genetica te begrijpen door verschillende varianten te kruisen en de afstammelingen te onderzoeken.
Van Iterson onderzocht de productie en het gebruik van plantenproducten. Op Java en Sumatra hielp hij onderzoeksstations voor thee en rubber op te zetten en veel Indonesische wetenschappers begonnen hun carrière in Van Itersons onderzoeksgroep in Delft. Van Iterson stichtte in 1917 de botanische tuin om de planten te kweken die nodig waren voor toegepast botanisch onderzoek. In 1912 was hij de promotor van J.E. van Amstel, de eerste vrouwelijk doctor van Delft.