Antoni van Leeuwenhoek
Na de dood in 1723 van Antoni van Leeuwenhoek, de man die micro-organismen ontdekte, duurde het meer dan 150 jaar voordat microbiologisch onderzoek terugkeerde naar Delft. Jacques van Marken had in 1869 zijn "Nederland Gist en Spiritus Fabriek" (NG&SF) in de stad geopend. Hij was een man die open stond voor nieuwe ideeën, dus het is geen verrassing dat hij met gist als zijn belangrijkste product besloot dat de productie kan worden verbeterd als hij iemand in dienst had die gisten en bacteriën begreep. In 1884 rekruteerde hij een jonge botanicus die les gaf aan de Landbouwschool in Wageningen, Martinus Willem Beijerinck, om het eerste industriële microbiologielaboratorium ter wereld te openen.
Beijerinck, de eerste Professor Microbiologie
Enkele jaren later werd Beijerinck de eerste hoogleraar in micro-biologie op de Polytechnische School. Het laboratorium werd een broedplaats voor zowel theoretisch als toegepast microbiologisch onderzoek, Een maakt nu deel uit van de faculteit Technische Natuurwetenschappen en de Polytechnische School staat nu bekend als de Technische Universiteit Delft, maar Beijerinck zou zich er ongetwijfeld nu nog thuisvoelen, omdat de waarde van theoretisch en toegepaste wetenschap hier nooit verloren is gegaan.
Kluyver, de tweede professor microbiologie
Toen Beijerinck van zijn pensioen ging genieten in het Gelderse Gorssel, werd hij opgevolgd in zijn rol als hoogleraar Microbiologie door Albert Jan Kluyver, wiens doctorale onderzoek werd begeleidt door Gerrit van Iterson, hoogleraar Microscopische Anatomie en Toegepaste Botanica te Delft en een eerdere student van Beijerinck.
Kluyver was echter niet opgeleid als microbioloog. Zijn proefschrift ging over biochemische suikerbepalingen, en zijn interesse voor (bio-)chemische reacties zou voor de rest van zijn leven nog impact hebben op zijn werk. Bij zijn inauguratie als hoogleraar benadrukte hij het belang van samenwerking met de industriële sector, zonder daarbij de fundamentele wetenschap uit het oog te verliezen, en dit advies heeft hij zelf altijd ten harte genomen.
Van Iterson, professor in toegepaste botanie
Van Iterson, hij was professor in toegepaste botanie en een leerling van Beijerinck, had echter een andere aanpak. Zijn interesse lag vooral bij de combinatie wiskunde en biologie. Vandaag de dag wordt hij erkend als één van de pioniers op het gebied van biologische wiskunde, een onderwerp dat de kern vormt van veel biotechnologisch onderzoek. Gesteund door Beijerinck, richtte hij de Delftse Botanische Tuin op waaruit materiaal werd gewonnen voor studie-, en onderzoeksdoeleinden.
Het ontstaan van de uitdrukking: 'Delftse School voor Microbiologie'
Één van Kluver’s leerlingen, Cornelis van Niel, bedacht in 1949 de term “Delftse School voor Microbiologie”, maar het was vooralsnog onduidelijk welke wetenschappers onder die noemer vielen en waarom.
Het is duidelijk dat De Delftse School van groot belang was voor velen— je hoeft maar even op het internet te speuren, en het wordt duidelijk hoeveel microbiologen over de hele wereld zich zó sterk met Delft verbonden voelden dat de stad genoemd werd in hun overlijdensberichten. Veel wetenschappers die Delft nooit bezocht hebben maken een soort genealogische connecties via hun tutoren (en díéns tutoren) en komen zo terecht bij Martinus Beijerinck als wetenschappelijke ‘voorouder’. Wanneer zij dan uiteindelijk toch een bezoek aan Delft brengen, betuigen ze hun eer bij het graf van Van Leeuwenhoek, en spreken ze van een gevoel van thuiskomen wanneer ze het Beijerinck Museum bezoeken.
Misschien zou een meer wetenschappelijke beschrijving gepast zijn die Beijerinck zou herkennen, zoals een enthousiasme voor algemene microbiologie en het willen weten hoe biologische systemen werken, vooral in ecologie en fysiologie?
Een oud gezegde, bewerkt: Van een kleine eikel geplant in Delft, is een machtige boom gegroeid!