“Ik voel me vaak een relatietherapeut”
Zeespiegelstijging, bodemdaling, verzilting, wateroverlast: de gevolgen van klimaatverandering zijn al merkbaar, maar zijn ook omgeven door onzekerheid. Hoe richten we ons land daarop in?
“Als we over vijftig jaar nog veilig in de Delta willen wonen, moeten we honderd jaar vooruit kijken”, stelt universitair hoofd docent milieutechnisch ontwerpen dr. Fransje Hooimeijer. Vanuit de Redesigning Delta’s-beweging pleit ze voor het inzetten van de kracht van ontwerpen om deze uitdaging het hoofd te bieden.
We staan voor grote opgaven: Nederland is bijzonder gevoelig voor de gevolgen van klimaatverandering, die zich ook nog eens sneller lijken aan te dienen dan voorheen gedacht. Hebben we in ons land, beroemd om zijn Deltawerken, de benodigde slagkracht en verbeeldingskracht om hier mee om te gaan? “Bij de Deltawerken was destijds de overheid zelf uitvoerder. Daarom kon bijvoorbeeld het ontwerp van de Oosterschelde stormvloedkering naar aanleiding van protesten vanuit de ecologische hoek worden aangepast naar iets dat veel innovatiever was. Het is een voorbeeld van natuurinclusief bouwen”, vertelt Fransje Hooimeijer, die bij de afdeling Urbanism de integratie van technische systemen en ruimtelijk ontwerp onderzoekt. “In de huidige situatie is de overheid opdrachtgever en is het bestek leidend. Dan blijft er weinig ruimte voor flexibiliteit. Dat is nu juist wel nodig, omdat er sprake is van grote onzekerheden. Ontwerp je een oplossing voor de komende 30 jaar, dan kun je wel eens door de realiteit worden ingehaald.”
Het kan ook anders. Zo was Hooimeijer recent betrokken bij een pilotproject in Vlissingen van het Europese Interreg project SARCC. SARCC staat voor Sustainable and Resilient Coastal Cities, ofwel duurzame en veerkrachtige kuststeden. In SARCC werken vier landen rond de Noordzee aan robuuste en flexibele, op de natuur gebaseerde zeeweringen. “In Vlissingen is nu een straat als ‘rivier’ ingericht om de consequenties van wateroverslag tijdens een storm te verlagen, in plaats van de dijk te verhogen. Het water wordt via die straat afgevoerd naar een plek waar het geen kwaad kan en die de rest van de tijd een hoogkwalitatieve stedelijke ruimte is”, vertelt ze. De nu gekozen oplossing zou tot 2070 het water bij dijkoverslag veilig moeten kunnen afvoeren. “Dat is berekend aan de hand van verschillende scenario’s van zeespiegelstijging. Het is dus een duurzaam ontwerp, dat lange tijd meekan.”
Je komt alleen tot zo’n oplossing door met verschillende disciplines om tafel te gaan – typisch een gesprek waarbij je eerst elkaars taal moet leren spreken. Wat gebeurt er bijvoorbeeld als het water over de dijk heen komt? “Waterbouwkundigen rekenen daarvoor met inundatie: de diepte van het overslaande water. Als je dat water op een alternatieve manier wilt afvoeren, moet je als ontwerper juist weten om hoeveel kubieke meters het precies gaat”, geeft ze als voorbeeld. Die verschillen gaan voorbij definities alleen. “Waterbouwkundigen dragen al sinds de oprichting van het Bureau voor den Waterstaat in 1798 de verantwoordelijkheid voor onze waterveiligheid. Studenten waterbouw worden nog steeds in een traditie opgeleid, waarin waterbouw een conditie is waar aan moet worden voldaan voordat we de rest van het landschap inrichten.”
Bredere opdracht
Vanuit ruimtelijke ordening heeft Hooimeijer een bredere opdracht, maar die opdrachten zouden elkaar kunnen versterken, zoals in Vlissingen. “Je kunt een dijkontwerp op zo’n manier aan een landschapsontwerp koppelen dat de morfologie van het landschap een bijdrage levert aan het beschermingsniveau van de dijk en niet alleen een vorm van aankleding is.”
Om de complexe, in elkaar grijpende uitdagingen van het Nederlandse deltalandschap aan te pakken zouden we veel vaker als ontwerpers moeten denken. Maar wat is dat dan precies, dat design thinking? “Ontwerpdenken begint met goed observeren van wat er aan de hand is in een gebied. Wat is de geschiedenis, wat voor mensen wonen er, wat voor problemen zijn er? Je wilt komen tot een oplossing waarin recht gedaan wordt aan alle verschillende belangen”, legt Hooimeijer uit. “Na dat observeren kun je oplossingsrichtingen ontwikkelen in verschillende varianten. Ga je een tekort aan waterberging bijvoorbeeld oplossen door diepere sloten of door de aanleg van vennen? Met behulp van zulke varianten kun je vervolgens in gesprek met stakeholders.”
Ontwerpdenken staat ook aan de basis van Redesigning Delta’s, de beweging die het elan van weleer terug wil brengen in de deltagemeenschap. Het programma ging in 2022 van start met een ontwerpstudie: vijf teams van stedenbouwers, landschapsarchitecten en ingenieurs bogen zich over de opdracht om een ontwerp te maken uitgaande van drie meter zeespiegelstijging over 100 jaar. “Dat is een extreem scenario, maar er zijn tegelijkertijd veel klimaatonzekerheden. En door zo ver vooruit te kijken, kunnen we terug redeneren. Als die drie meter straks werkelijkheid zou worden, wat betekent dat dan voor onze beslissingen op dit moment? Om te snappen wat we nú anders moeten doen, moeten we buiten de realiteit durven stappen ”, vertelt Hooimeijer.
De teams gingen aan de slag met vijf deltagebieden: Zeeland, Limburg, de stad en haven van Rotterdam, de polders in Midden-Delfland en het rivierengebied van de Waal. Daarbij keken ze niet alleen naar waterveiligheid, maar naar het hele pakket van wonen en bouwen, leven en werken, drinkwatervoorziening en energieopwekking, welke infrastructurele aanpassingen er nodig zijn en de ecologische en sociaaleconomische gevolgen. “Je kunt dan verschillende strategische ruimtelijke ingrepen kiezen voor hoe je met het water wilt omgaan. Een dijk verhogen of aanleggen, of juist rivieren de ruimte geven, of misschien wel een gebied niet meer bewonen, maar op een andere manier gebruiken.”
Om te snappen wat we nú anders moeten doen, moeten we buiten de realiteit durven stappen
Fransje Hooimeijer
De vijf gebieden, elk met hun specifieke schaal en uitdagingen, werden door verschillende teams onderzocht. Via groepsdiscussies en andere werkvormen werden vervolgens een gezamenlijke strategie en manifest geformuleerd. “Deze manier ven samenwerken gaat verder dan dialoog: het leidt tot werkelijke integratie van disciplinaire kennis. Het maakt het bovendien mogelijk om vanuit lokale ruimtelijke kwaliteiten en opgaven op te schalen naar een regionale strategie, in plaats van top-down beleid te formuleren, zoals nu gebruikelijk is.
De vijf vernieuwende ontwerpen die uit de studie voortkwamen, destijds tentoongesteld op de Internationale Architectuur Biënnale in Rotterdam, zijn nog online te bekijken. Minstens zo belangrijk is dus het manifest met gemeenschappelijke uitgangspunten dat de groep geformuleerd heeft. “Het besef dat we misschien pijnlijke beslissingen moeten nemen over wat we beschermen en wat we moeten aanpassen of zelfs achter ons laten, dat we de delta bottom-up ontwerpen, uitgaande van het bodem- en watersysteem. Vervolgens bekijken we onder- en bovengrond als een samenhangend systeem”, somt Hooimeijer op. Een ander vertrekpunt is de zogenaamde delta-paradox, dat de behoefte aan controle en veiligheid in harmonie moet worden gebracht met het dynamische, onvoorspelbare deltasysteem.
Dat ontwerpen kan fungeren als een verbindende discipline voor een bij uitstek interdisciplinaire opgave is, was een andere belangrijke uitkomst van het proces. “We zagen hoe je met deze aanpak ontwerpkracht op een hoger schaalniveau kunt bundelen en je veel meer samenhang kunt creëren. Het Deltaprogramma, met wie we de uitkomsten deelden, had ontwerpen ook niet op het vizier als een veld dat behulpzaam kan zijn”, vertelt Hooimeijer. “We willen nu als ontwerpdenktank onze diensten gaan aanbieden, om binnen andere projecten ook studies in samenhang uit te voeren.”
Het is een breuk met het verleden. Onder het motto ‘Nederland is af’ werd er sinds 2004 geen Nota Ruimte geschreven en werd het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) in 2010 opgeheven. “Dat heeft de maatschappelijke betrokkenheid van de ontwerpwereld geen goed gedaan. Nu zitten we in een omgekeerde beweging, maar het is nog erg zoeken.”
Kennismakelaar
Als er iemand in staat is om dat proces vlot te trekken, mensen bij elkaar aan tafel te krijgen en disciplines te laten samenwerken, is zij het. “Ik ben een goeie grenswerker, een kennismakelaar. Ik noem het zelf schertsend een relatietherapeut.” Dat komt door haar brede achtergrond, denkt Hooimeijer, die zichzelf “geen typische theoretische wetenschapper” noemt. Vwo leek haar te theoretisch, maar op de havo koos ze wel wiskunde, natuurkunde, scheikunde én tekenen. Ze studeerde architectonische vormgeving aan de Rotterdamse Willem de Kooning Academie en vervolgens wel de theorie van architectuur en stedenbouw aan de opleiding Kunst- en Cultuurwetenschappen van de Erasmus Universiteit. Tijdens haar studie verdiepte ze zich ook in echt grootstedelijke opgaven op de Columbia University in New York. Na haar studie werd ze zelfstandig onderzoeker voor gemeenten en bedrijven maar initieerde ook eigen projecten. Samen met architectuurhistoricus Mariette Kamphuis maakte ze een boek over de begraafplaats Crooswijk en organiseerde ze de Manifestatie Waterproject 1854-2001, over de door stadsarchitect W. Rose ontworpen singelstructuur die watermanagement en stedenbouw integreerde. Daar leerde ze Han Meyer kennen, hoogleraar stedenbouwkunde en later oprichter van de onderzoeksgroep Delta Urbanism. “Ik was destijds zijn eerste promovendus”, vertelt ze.
“In de loop der tijd zijn we in ons land het natuurlijk systeem steeds meer gaan manipuleren, omdat dit technisch mogelijk was”
Fransje Hooimeijer
Onder begeleiding van Meyer, samen met hydroloog Frans van der Ven, onderzocht ze de relatie tussen stedenbouwkundig ontwerp en het watersysteem. “Een belangrijke conclusie was dat we in de loop der tijd in ons land het natuurlijk systeem steeds meer zijn gaan manipuleren, omdat dit technisch mogelijk was”, zegt Hooimeijer. “Gemeentes laten grond bouwrijp maken met behulp van het ophogen met zand. Op die manier kan elk stadsontwerp eigenlijk overal gerealiseerd worden, omdat het landschap met al zijn karakteristieken wordt afgedekt.” Maar als je het ontwerp loskoppelt van de natuurlijke hydrologie gaat er wel wat verloren: het stedelijk watersysteem kan dan niet flexibel omgaan met veranderende omstandigheden als toenemende wateroverlast. Hooimeijer is eigenlijk al 20 jaar bezig om die loskoppeling terug te draaien. “Je hebt een lange adem nodig om dingen te zien veranderen”, constateert ze.
Die verandering ziet ze inmiddels wel terug in haar studenten. “We laten studenten binnen multidisciplinaire projecten nadenken over hoe je waterbouwkennis kunt inzetten met inachtneming van natuur en ruimtelijke kwaliteit, zodat het meer wordt dan alleen een infrastructureel project. Dan merk je dat ze bouwen met de natuur echt heel belangrijk vinden en dat straks in hun werk als waterbouwkundigen willen nastreven.” Wat vaak nog lastig is, en dan niet alleen voor studenten, is het onderwerp ‘waarden’. “We zouden nog beter in beeld moeten krijgen hoe we de waardensystemen van verschillende disciplines op elkaar kunt laten aansluiten. Denk aan duurzaamheid, dat vinden studenten altijd een lastig onderwerp. Het is ook niet statisch, wat je als duurzaam ziet, hangt af van het waardensysteem dat je hanteert. Daar moet je over blijven praten en naar een balans toewerken. Of neem wonen. Dat speelt een belangrijke rol in de delta-ontwikkeling, maar we hebben momenteel een ontregelde woningmarkt waarin huizen een asset zijn en geen basisbehoefte zijn. Die discussies over waarden moeten we echt gaan voeren in Nederland.”