Bewoners van IJburg willen meewerken aan circulaire plannen voor de nieuwe wijk Strandeiland. Maar hoe kunnen zij dat in de praktijk aanpakken? Els Leclercq en Mo Smit reiken hen de hand met het ‘waardebloemmodel’ en ‘waardekaarten’, het resultaat van hun onderzoek Waardevolle Wijken naar voorbeelden van circulaire buurt- en wijkinitiatieven. Els: “De bewoners waren enthousiast over deze visuele vertaling van circulaire initiatieven. ‘Nu kan ik eindelijk aan ambtenaren uitleggen waar wij mee bezig zijn’, zei een van hen.”
Strandeiland is het nieuwste woon-, werk- en recreatie-eiland in wording in de eilandenwijk IJburg in Amsterdam. Het moet een duurzaam, circulair functionerend gebied worden. Een groep huidige IJburgbewoners, verenigd in de Stichting Natuurlijk IJburg, is op zoek naar een opzet voor het eiland waarin kringlopen – denk aan water, energie en afval – zich zo lokaal mogelijk sluiten en toegevoegde waarde aan Strandeiland bieden. Alleen dan krijgt dit gebied in hun ogen een duurzame meerwaarde. Het ontbreekt de bewoners echter aan kennis van circulaire gebiedsontwikkeling. De groep vroeg daarom aan stedenbouwkundige Els Leclercq (onderzoekster bij de faculteit Bouwkunde) om mee te denken over het sluiten van kringlopen op het eiland. Samen met collega Mo Smit, architect en werkzaam bij de faculteit Bouwkunde als onderzoeker en docent, besloot ze om voor de bewoners zo’n proces inzichtelijk te maken en een methode te ontwikkelen op basis van ervaringen van wijk- en buurtinitiatieven elders in Nederland. Els en Mo kennen elkaar al sinds hun studietijd en delen een passie voor duurzaamheid. Els werkt aan het ontwerpen en onderzoeken van duurzame steden waarin het experimenteren met nieuwe vormen van samenwerking tussen verschillende partijen centraal staat. Deze processen moeten niet alleen circulaire, maar ook maatschappelijke en sociale meerwaarde opleveren. Mo houdt zich bezig met streekarchitectuur, meer specifiek met de ontwikkeling van circulaire (zelf)bouwmethoden op basis van lokaal geoogste natuurlijke materialen.
Zes pioniersprojecten als voorbeeld
De onderzoeksters analyseerden zes voorbeelden van circulaire wijk- en buurtprojecten. Daarvan maken gescheiden afvalverwerking op de Afrikaandermarkt in Rotterdam deel uit, alsmede de bouw van strobouwwoningen in de sociale huursector en een wijkinstallatiebedrijf in Delfshaven dat lokale mensen opleidt en de energietransitie in de wijk helpt versnellen. “Deze initiatieven zijn door burgers ontplooid en vertegenwoordigen elk een andere vorm van samenwerking met andere partijen. Ook zijn het pioniersprojecten die samenhang in de wijk hebben opgeleverd”, licht Els de keuze toe.
“We hebben de totstandkoming van deze projecten geanalyseerd en beschreven vanuit het perspectief van de bewoners. We hebben op een rij gezet met welke partijen is samengewerkt en wat er is terechtgekomen van de aanvankelijke ambitie. Ook hebben we benoemd waar de bewoners tegenaan liepen omdat we het belangrijk vonden om te laten zien dat zulke initiatieven veel inspanningen vergen.”
Het blijkt dat burgers vaak met bruikbare initiatieven komen en zich goed organiseren. Els: “Ze kunnen goed samenwerken als het om gemeenschappelijke belangen en samenhang gaat, maar het vervolgproces neemt veel tijd in beslag, soms jaren.” Dat is moeilijk om vol te houden, constateert Mo: “Veel initiatieven lopen vast omdat gemeenten nog weinig ervaring hebben met gebiedsontwikkeling waarin bewoners een actieve rol hebben en vaak ook niet goed weten hoe je met gesloten kringlopen meerwaarde in de wijk kunt creëren.” Els voegt daaraan toe dat lokale sociale netwerken, zoals groepen actieve bewoners, een goede verbindende factor kunnen zijn tussen overheid en burgers, maar dat gemeenten daar nog te weinig gebruik van maken.
Waardebloemmodel en waardekaarten
Circulariteit is te realiseren door per kringloop het bijpassende schaalniveau te kiezen: woningniveau, wijk- en buurtniveau of stedelijk en regionaal niveau. “Dat is een complex geheel dat we moesten ontrafelen en versimpelen tot een model waarmee burgers inzicht krijgen in circulaire initiatieven”, verduidelijkt Mo het vervolg van hun aanpak. Dat model hebben ze de ‘waardebloem’ gedoopt: een opzet waarin de bewoners als initiatiefnemers centraal staan te midden van andere participanten, grondstofkringlopen (water, energie, afval, plantaardig en dierlijk leven en bouwmaterialen), ruimtelijke elementen (gebouwen, tuinen, publieke ruimtes en infrastructuur) en waarden (ecologische, economische, sociale, culturele en esthetische waarden). Met het waardebloemmodel zijn de ambities, ruimtelijke ingrepen en de waarden van de zes projecten in kaart gebracht.
De projecten worden gepresenteerd in heldere diagrammen (‘waardekaarten’) waarin je het proces en de onderlinge afhankelijkheden van partijen in één oogopslag ziet. Ook deze diagrammen kunnen actieve bewoners zelf invullen. Els: “De bewoners van IJburg waren daar enthousiast over. ‘Nu kan ik eindelijk aan ambtenaren uitleggen waar wij mee bezig zijn’, zei een van hen.”
Resultaat voor Strandeiland
Wat heeft het onderzoek concreet opgeleverd voor de bewoners achter Stichting Natuurlijk IJburg? Els: “In het stedenbouwkundig plan voor Strandeiland waren ‘mobility hubs’ voor parkeren en vervoer opgenomen. Al in een vroeg stadium deden de betrokken bewoners van IJburg het voorstel om deze hubs een veel bredere functie te geven. Met gebruik van het waardebloemmodel hebben we deze wens verkend. Hieruit is het buurthub-idee ontstaan waarin naast vervoer ook een sociaal programma, zoals een buurthuis of flexwerkplaatsen, opgenomen kan worden. Daarnaast moeten deze hubs ook boegbeelden van duurzaam en circulair bouwen worden. Deze ideeën worden nu in een breder participatietraject verder uitgediept en de gemeente zal de uitkomsten opnemen in het programma van eisen voor de buurthubs.”
Ook hebben de onderzoeksters de bewoners kunnen meegeven dat het ontwerpen van circulaire systemen en het beheren van grondstofstromen elk om een eigen proces vragen. Mo: “De waardeketens van water-, energie- en groenstromen verschillen van stromen bouwmaterialen.”
De voorgestelde aanpak leverde ook enkele adviezen op aan gemeenten. Omdat circulaire buurt- en wijkprojecten een integrale opzet hebben, vinden de onderzoeksters het van belang dat gemeenten transparanter te werk gaan. Els en Mo vinden het ook van belang dat gemeenten samen met bewoners werken aan gesloten grondstofstromen om waardevolle wijken te ontwikkelen, zeker nu de nieuwe Omgevingswet burgers een grotere inbreng biedt om hun eigen leefomgeving circulair in te richten.
Het project is gefinancierd door het academisch Onderzoeksprogramma ‘Ontwerp & Overheid’ (TU Delft, TU/e en Wageningen Universiteit), onderdeel van de ‘Actieagenda Ruimtelijk Ontwerp 2017-2020 Samenwerken aan Ontwerpkracht’ van de Nederlandse overheid.