Een sprong in het diepe
10 september 2021
Het ziekenhuis instappen als student cognitieve psychologie. Niet als patiënt, maar als onderzoeker. Je kent het wel, dat je gelijk het diepe in duikt. Maar daar had ik zelf voor gekozen. Ik wilde geen theoretische laboratorium studie doen in de kelder van onze faculteit. Ik wilde zien hoe het er in een échte organisatie aan toe ging. En wat is dan een betere uitdaging dan de complexe omgeving van een ziekenhuis?
Ik heb onderzoek gedaan naar hoe zorgmedewerkers hun werk doen. Het idee is, dat als je de werkwijze van zorgprofessionals naast het protocol legt, je kunt zien waar de verschillen liggen. En dan niet met het doel om zorgprofessionals te straffen als ze niet volgens protocol werken, maar juist om met hen aan tafel te gaan om erachter te komen waarom zij hun werk zo doen.
Er zijn namelijk redenen waarom mensen afwijken van protocollen. Hoge werk- of tijdsdruk. Of juist omdat er een andere, betere manier is om iets te doen. Daarbij is elke patiënt anders. Een gestandaardiseerd protocol tot in de komma’s nauwkeurig volgen is daarom niet altijd de beste oplossing. Begrijp me niet verkeerd, het gebruik van protocollen om werkwijzen te standaardiseren heeft zeker bijgedragen aan de patiëntveiligheid. Maar dat neemt niet weg dat soms de autonomie van de zorgprofessional, om de beste zorg aan de patiënt te leveren, ook wordt beperkt.
Voor dit onderzoek hebben wij gekeken naar het proces van delier. Delier is een staat van verwardheid die bij patiënten kan voorkomen onder fysiek stressvolle omstandigheden, bijvoorbeeld na een operatie. Het lijkt een beetje op een lucide droom, maar dan wakker. Vaak komt dit voor bij oudere, meer kwetsbare mensen. In gesprekken met zorgprofessionals, maar ook uit adviesrapporten, werd duidelijk dat delier een veel voorkomend probleem is. Maar ook dat de diagnose van delier vaak lastig te stellen is en deze diagnose soms uitblijft, met alle negatieve gevolgen van dien.
Als eerste stap hebben we het protocol in kaart gebracht door het te ontleden in duidelijke stappen en die aan elkaar te koppelen. Vervolgens zijn we de afdeling opgegaan voor observaties. We hebben meerdere diensten meegelopen om te leren hoe er met delier wordt omgegaan op de afdeling. Studenten slapen natuurlijk nooit, maar toch was het even wennen om tijdens een nachtdienst in het ziekenhuis rond te lopen. Er werd ons verteld dat we eigenlijk net pech hadden met de diensten die we meeliepen, omdat het zo rustig was. Dat kon van dag tot dag verschillen. En ze hadden juist net een heel drukke periode gehad, waarbij ze op elk moment van de dag rondrenden tussen de patiënten en amper de tijd hadden om de administratie te doen. De diensten die wij meeliepen waren rustiger. Voor het onderzoek kwam dat goed uit, omdat de zorgverleners op de afdeling de tijd konden nemen om ons de processen uit te leggen.
Daarnaast hebben we verschillende zorgprofessionals geïnterviewd. Eerst was ik huiverig. Huiverig omdat ik dacht dat de ze ons niet genoeg zouden vertrouwen om te vertellen hoe hun werk eraan toegaat. Maar dat bleek nergens voor nodig. Ze vertelden één voor één hun eigen ervaringen rondom delier en waar ze zo dagelijks tegenaan liepen. Heel prettige en open gesprekken waren dat. En zo konden we de puzzelstukjes bij elkaar leggen en de werkwijzen rondom delier in kaart brengen.
In grote lijnen kwamen het protocol en de werkwijze overeen. Wel werd duidelijk dat er meer interactie was tussen verpleegkundigen en arts(-assistenten) dan het protocol suggereerde. Ook bleek dat ‘evaluatie’ in bijna iedere stap terugkwam en ook dat bepaalde handelingen in werkelijkheid vaker werden uitgevoerd dan in het protocol werd voorgeschreven. Zoals symptomen rapporteren, klinische observaties, maar ook toepassen van fysieke restricties om de veiligheid van de patiënt te waarborgen. Anders gezegd, er werd dus van het voorgeschreven protocol afgeweken om de beste zorg te bieden aan de patiënten.
Een vervolgstap voor de toekomst is om samen met zorgprofessionals te kijken waarom er is afgeweken van het protocol. Want hun inzichten zijn een bron van informatie en het is juist belangrijk het daar met elkaar over te hebben. Niet alleen over wat er niet goed gaat, maar ook wat er wel goed gaat, want ook daarvan kun je veel leren. En dat leren heb ik ook zeker gedaan. Na deze masterscriptie plak ik er nog vier jaar promotieonderzoek aan vast om deze processen verder te onderzoeken. Zo’n sprong als psycholoog in het diepe in de wonderenwereld van de zorg heeft nog best leuk uitgepakt.
Dit onderzoek hebben Marit de Vos, Jop Groeneweg en ik gepresenteerd op het BMJ International Forum of Quality & Safety in Healthcare. Bekijk de poster hieronder.