Handig allemaal een eigen auto, fiets of scooter, maar het zorgt wel voor een overvolle binnenstad. Om steden enigszins begaanbaar en schoon te houden biedt deelmobiliteit mogelijk uitkomst. Maar hoe zet je die verschillende oplossingen zo efficiënt mogelijk in? Onderzoeker Maaike Snelder probeert samen met steden de mobiliteitspuzzel te leggen.
Met een alsmaar toenemende bevolking wordt de ruimte in ons land steeds schaarser. Zeker in stedelijk gebied struikel je over de auto’s, fietsen en scooters – zowel rijdend als stilstaand. Het veilig, leefbaar en bereikbaar houden van de stad vraagt om creatieve oplossingen, zegt Maaike Snelder, associate professor op de afdeling Transport and Planning. “Enerzijds wil je zorgen voor voldoende faciliteiten voor mobiliteit, maar anderzijds wil je ook dat een gebied aangenaam is om in te leven. Dat betekent meer ruimte voor groen en minder vervuilende uitstoot. Alles volbouwen met wegen en parkeerplekken is dus geen optie.”
Toename van deelmobiliteit
Om te zorgen voor voldoende bereikbaarheid én leefbaarheid moeten we op zoek naar een nieuw mobiliteitssysteem, zegt Snelder. “Bij het inrichten van zo’n systeem kom je al snel uit bij deelmobiliteit. Denk aan deelfietsen, -scooters, -steps en -auto’s. Hiervoor ontstaan in steeds meer steden zogeheten hubs, plekken waar mensen van het ene vervoersmiddel kunnen overstappen op het andere. Dat kan rond een station, maar ook op buurtniveau, zoals op een parkeerplaats. Hiermee verminder je het auto- en fietsbezit in een stad, waardoor er ook minder ruimte nodig is voor parkeerplekken en stallingen. Verder worden steeds vaker shuttlebusjes ingezet als ‘last mile’-oplossing. Die vullen het laatste stukje op tot een bestemming, waar bijvoorbeeld een lijnbus niet komt.”
Mobiliteitspuzzel leggen
Als afgestudeerd econometrist en onderzoeker op het gebied van het ontwerpen van verkeers- en transportnetwerken vindt Snelder het erg leuk om mobiliteitspuzzels te leggen. “Ik kijk niet zozeer naar individuele oplossingen, maar naar het totaalplaatje. Hoe kun je verschillende oplossingen in een gebied het beste organiseren en met elkaar combineren? Om die vraag te beantwoorden moet je onder meer kijken welke mensen waar gebruik van maken, welke impact oplossingen hebben en op welke plekken je hubs inricht. Wat mijn onderzoek extra boeiend maakt, is dat ik dit mag uitzoeken voor gebieden waar zich dagelijks meer dan een miljoen mensen verplaatsen.”
Goede leeragenda ontbreekt
Hoewel grote steden als Amsterdam en Rotterdam actief bezig zijn met vraagstukken rondom mobiliteit, ziet Snelder dat de manier waarop dat gebeurt niet altijd even efficiënt is. “Het ontbreekt vaak aan een goede leeragenda. Er wordt geëxperimenteerd met deelscooters of deelhubs, maar vervolgens wordt er beperkt geëvalueerd en worden de geleerde lessen niet gedeeld. Daardoor weet je alsnog niet goed of iets werkt. Ander probleem is dat effecten op bereikbaarheid, verkeersveiligheid of luchtkwaliteit afzonderlijk worden bekeken. Terwijl je de impact integraal moet bestuderen. Verder ligt de focus nog vaak op de technische haalbaarheid van een oplossing in plaats van de daadwerkelijk toegevoegde waarde.”
SUMMAlab
Om steden zoveel mogelijk de vruchten te laten plukken van hun experimenten zette Snelder in 2019 samen met collega’s Bart van Arem en Arjan van Binsbergen SUMMAlab op (zie kader). Snelder: “SUMMAlab is een meta living lab met een wetenschappelijk en praktijkgedeelte. Het doel is om aan de hand van pilots en andere initiatieven kennis te vergaren en de ontwikkeling naar beter bereikbare en leefbare steden te versnellen. Behalve kennisinstellingen, zoals TU Delft en TNO, zijn hier de vier steden uit de metropoolregio’s MRA (Amsterdam) en MRDH (Rotterdam, Delft en Den Haag) en een aantal partners op het gebied van smart mobility bij betrokken.”
Tools en methoden
In SUMMAlab zijn onder meer vijf tools ontwikkeld waarmee steden en regio’s zo goed mogelijk bij hun vraagstukken ondersteund kunnen worden. Snelder: “De verkeers- en milieueffectentool brengt in kaart hoe mensen zich verplaatsen en wat de gevolgen daarvan zijn voor de CO₂-uitstoot. De businessmodeltool laat zien wat de kosten en baten zijn. Om een pilot te kunnen omzetten naar een oplossing die voor de hele stad bruikbaar is, is de opschalingstool een geschikt middel. Het sociale aspect wordt bekeken met behulp van de sociale inclusie tool. Hiermee zorg je ervoor dat oplossingen een zo groot mogelijke doelgroep bedienen en niet alleen zakelijke reizigers met veel geld.”
Leren van elkaar
Het idee achter SUMMALab is dat steden niet alleen hulp krijgen van de wetenschap, maar ook van elkaar leren, zegt Snelder. “De meeste steden weten globaal wel van elkaar waar ze mee bezig zijn, maar via SUMMAlab gaan ze echt actief in gesprek. Een project over buurthubs in Amsterdam is bijvoorbeeld al overgenomen door Den Haag. Zo hoeven steden niet zelf het wiel uit te vinden. De kennis die we in de pilots verzamelen verwerken we in een database. Daarin zitten ook experimenten die steden zelf al eerder hebben gedaan. Daarnaast komen we eens in de zoveel tijd met het consortium bij elkaar om lessen en bevindingen te delen.”
Juiste voorwaarden
Het inrichten van een leefbare, duurzame en goed bereikbare stad is meer dan zorgen voor de juiste oplossingen op de juiste locatie, benadrukt Snelder tot slot. Een stad moet ook goede randvoorwaarden scheppen. “Om drukte of vervuilende uitstoot te verminderen kun je bijvoorbeeld auto’s of scooters in bepaalde delen van de stad weren. Daarnaast is goede wet- en regelgeving een belangrijke voorwaarde voor ontwikkeling. Als je ergens een mobiliteitshub wilt inrichten, moet je wel zorgen voor voldoende vergunningen voor oplaadpalen. Ook moet je plekken als ‘deelautolocatie’ bestempelen en zorgen voor voldoende stroomtoevoer.”
Gepubliceerd: juni 2022
SUMMAlab
SUMMAlab is een consortium van kennisinstellingen, gemeenten, provincies, metropoolregio’s en partners op het gebied van innovatieve mobiliteitsoplossingen. Hier vind je alle betrokken partijen. Het praktijkgedeelte van SUMMAlab, bestaande uit tien pilots, loopt tot juni 2022. Het wetenschappelijk deel, waarbij onder meer de effecten van individuele oplossingen worden bestudeerd, loopt door tot augustus 2024.
Er vindt een promotieonderzoek plaats waarbij nieuwe modellen worden ontwikkeld. Dit om te bepalen wat de impact is van nieuwe mobiliteitsystemen op de keuze van vervoerwijze, de bereikbaarheid en leefbaarheid, en hoe je deze systemen zo goed mogelijk kan vormgeven.