De perspectieven van Nederlanders ten aanzien van bereikbaarheid vanuit het oogpunt van rechtvaardigheid
Mobiliteit als grondrecht?
Bachelor eindproject van Julia Klapwijk
Ik ben Julia Klapwijk, ik ben 21 jaar en kom uit Rijswijk. Ruim drie jaar geleden heb ik ervoor gekozen om de bachelor Technische Bestuurskunde (TB) te gaan volgen. Op de middelbare school had ik namelijk het N&T/N&G profiel gekozen, maar heb ik ook economie als extra keuzevak erbij gevolgd. In mijn vervolgopleiding wilde ik dan ook graag zowel technische als economische en sociale vakken terugzien. De bachelor TB heeft een goede balans tussen deze vakken, waardoor het eigenlijk nooit saai is. Ik ben dan ook nog steeds heel blij dat ik deze bachelor heb gevolgd!
Halverwege het derde jaar ben ik begonnen aan mijn Bachelor Eindproject (BEP). Dit is een project waar je gedurende een half jaar zelfstandig aan werkt en je bachelor mee afrondt. Vlak voordat je hiermee begint, krijg je een lijst met uiteenlopende projecten waar je uit kunt kiezen. Ieder van deze projecten is geformuleerd door een begeleider en is een combinatie van een technisch-bestuurskundig probleem en een onderzoeksmethode. Uiteindelijk geef je een gemotiveerde top 5 door van de projecten die jou het leukst lijken. Op basis hiervan worden studenten in kleine groepjes aan de begeleiders gekoppeld.
Mijn eerste voorkeur ging uit naar een project over ‘mobiliteitsarmoede’ waarbij de Q-methode, een onderzoeksmethode waarmee je data kan analyseren, gebruikt moest worden. Dit is ook het onderwerp dat ik uiteindelijk heb gekregen. Het project sprak mij vooral aan doordat het een ander vraagstuk is dan waar ik mij tot dan toe in de bachelor mee bezig had gehouden. Tijdens de bachelor heb ik namelijk voor het Energie & Industrie domein gekozen, terwijl dit onderwerp meer te maken heeft met het Transport & Logistiek domein. Daarnaast is het onderwerp, evenals de meeste vraagstukken die tijdens de bachelor worden behandeld, erg actueel. Hierdoor had ik het gevoel dat ik met mijn BEP echt iets kon bijdragen aan de samenleving. Dit is altijd iets geweest wat ik leuk heb gevonden aan TB. Ook was ik erg enthousiast over de onderzoeksmethode die ik moest gaan gebruiken tijdens het project, aangezien ik de data-analysevakken die in jaar 1 en 2 aan bod komen met veel plezier had gevolgd.
De BEP bestaat uit twee fases. Tijdens de eerste fase moest ik een onderzoeksvoorstel opstellen, waarin onder andere duidelijk wordt wat het probleem is, waarom dit een probleem is en hoe mijn onderzoek iets bijdraagt aan het oplossen van dit probleem. Voor mijn BEP heb ik vooral literatuuronderzoek uitgevoerd om aan deze informatie te komen en daarbij analysetechnieken gebruikt die mij tijdens de bachelor zijn bijgebracht. Zo kwam ik erachter dat het vaak als vanzelfsprekend wordt gezien dat iedere Nederlander van A naar B kan reizen wanneer hij of zij wil, maar dat niet iedere burger onbeperkt toegang heeft tot vervoersmiddelen en voorzieningen. Voor deze burgers, die ook wel mobiliteitsarmen worden genoemd, kan dit zorgen voor een vermindering van hun welvaart en welzijn. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (I&W) ziet mobiliteitsarmoede niet alleen als een probleem voor deze burgers zelf, maar ook voor de rest van de samenleving. Ze wil dit probleem dan ook graag oplossen, maar heeft een gebrek aan kennis over hoe Nederlanders tegen bereikbaarheid aankijken vanuit het oogpunt van rechtvaardigheid. Zijn Nederlanders bijvoorbeeld van mening dat mobiliteit een grondrecht moet worden of vinden ze eerder dat de overheid normen moet vaststellen voor bereikbaarheid? Alleen als het ministerie van I&W deze kennis heeft, kan ze beleid opstellen dat op veel draagvlak kan rekenen.
Hierna volgt de tweede fase van de BEP, waarin ik het onderzoek dat ik had beschreven in mijn onderzoeksvoorstel daadwerkelijk ging uitvoeren en hier een onderzoeksverslag over moest schrijven. Allereerst heb ik door middel van nog meer literatuuronderzoek en een interview de nodige informatie verzameld om een goede enquête te kunnen opstellen. De enquête bestond voornamelijk uit allerlei stellingen die gingen over hoe Nederlanders tegen bereikbaarheid aankijken vanuit het oogpunt van rechtvaardigheid. Vervolgens moesten respondenten deze stellingen ordenen en daarmee aangeven in welke mate ze het met de stellingen eens of oneens waren. Daarna heb ik met behulp van de Q-methode deze data geanalyseerd, om erachter te komen welke verschillende perspectieven Nederlanders erop nahouden omtrent bereikbaarheid vanuit het oogpunt van rechtvaardigheid.
Uiteindelijk is uit mijn onderzoek gebleken dat Nederlanders in het algemeen ondergebracht kunnen worden bij de onderstaande vijf perspectieven. Op basis van deze bevinding heb ik een aantal voorlopige adviezen opgesteld die het ministerie van I&W zouden kunnen helpen om mobiliteitsarmoede tegen te gaan. Om erachter te komen welk percentage van de Nederlanders er welk perspectief op nahoudt, zal vervolgonderzoek moeten worden uitgevoerd. Met behulp van dit vervolgonderzoek en mijn onderzoek zou het ministerie van I&W mobiliteitsbeleid kunnen ontwikkelen dat zowel de bereikbaarheidssituatie van mobiliteitsarmen als van de rest van de samenleving verbetert.
Perspectief | Label | Kenmerk |
1 | Garandeer een minimumniveau van bereikbaarheid | De overheid moet bereikbaarheidsnormen vastleggen en een minimumniveau van bereikbaarheid garanderen voor iedere burger. |
2 | Creëer samen met ons een kostenefficiënt mobiliteitssysteem | Bij het mobiliteitsbeleid moet er per situatie gezocht worden naar een rechtvaardige oplossing en de overheid, gemeenschappen en burgers moeten samenwerken om een kostenefficiënt mobiliteitssysteem te creëren. |
3 | Verbeter samen met ons de bereikbaarheid in buitenwijken en dorpen | Bij het mobiliteitsbeleid moet er per situatie gezocht worden naar een rechtvaardige oplossing en de overheid moet samen met burgers werken aan het verbeteren van de bereikbaarheid in landelijke gebieden. |
4 | Ga zo door met het mobiliteitsbeleid | Bij het mobiliteitsbeleid moet het utilisme principe worden gehanteerd of moet er per situatie gezocht worden naar een rechtvaardige oplossing. Het enige verbeterpunt aan het huidige mobiliteitsbeleid is dat er meer gefocust moet worden op fileproblematiek en doorstroming, maar burgers zijn vooral zelf verantwoordelijk voor hun bereikbaarheid. |
5 | Werk samen met ons aan bereikbaarheid | Bij het mobiliteitsbeleid moet het utilisme principe worden gehanteerd en de overheid, gemeenschappen en burgers moeten samenwerken om de bereikbaarheidsproblemen in zowel stedelijk als landelijk gebied op te lossen. |