Verslag Masterclass 10 juni 2021
Droogte is een enorme schadepost, die meer kennis(deling) en regie behoeft
Impressie masterclass ‘Klimaat, droogte en stad’, 10 juni 2021
De laatste jaren is het in Nederland steeds droger geworden. Iedereen krijgt met de consequenties hiervan te maken: denk aan verzakkingen van huizen en dijken, zoetwatertekorten, en toenemende schade aan de natuur met ook weer alle gevolgen van dien. Dit aanpakken moet ‘multidisciplinair’, dwars door de sectoren en met veel aandacht voor kennisdeling gebeuren, aldus sprekers Niko Wanders (Universiteit Utrecht) en Frans van de Ven (Technische Universiteit Delft en Deltares) tijdens de masterclass. Liz van Duin, directeur Waterkwaliteit, Ondergrond en Marien bij IenW ‘plaagde’ de wetenschappers met een oproep voor meer inhoudelijke afstemming binnen het onderzoek.
Erik Schmieman, plv. directeur van de directie KIS, opende de masterclass: ‘Denkend aan Holland zie ik brede rivieren traag door oneindig laagland gaan, dichtte Marsman. Maar nu hebben we klimaatverandering en de nieuwe uitdaging van droogte erbij. Het probleem van de afgelopen die jaren leek door de vele regen in mei even weg, maar we moeten voorbereid zijn op nieuwe perioden van droogte. Geweldig dat we ons met meer dan 75 deelnemers vandaag over dit probleem gaan buigen.’
Vincent Marchau (Technische Universiteit Delft), mede-organisator en dagvoorzitter, lichtte het programma toe en gaf als eerste het woord aan Niko Wanders, assistent professor Hydrologische Extremen aan de Universiteit Utrecht, waar hij werkt aan droogte, klimaatverandering en hydrologische modellering. Wanders: ‘Droogte betekent dat we over minder water beschikken dan normaal, en dat dit langer duurt en over een groter gebied speelt dan normaal. Het is in principe een natuurlijk fenomeen. Het is in heel West-Europa een probleem de laatste jaren. Wij in Nederland merken het onder meer doordat er in de zomer minder water via de Rijn ons land in komt als gevolg van klimaatverandering.’
Zuid-Frankrijk
Er zijn drie typen droogte: neerslagdroogte, bodemvochtdroogte (ook wel ‘agrarische’ droogte) en hydrologische droogte. Wanders: ‘De gevolgen zijn legio. Denk aan mislukte oogsten, maar ook aan haperende scheepvaart, bosbranden, verzilting en verzakkingen. Sinds 1901 hebben we nog niet zo’n lange periode van droogtes achter elkaar gehad als in de laatste vijftien jaar – een gevolg van klimaatverandering. We moeten er rekening mee houden dat een droogte als die in 2018 niet meer eens in de 100 jaar voorkomt, maar veel vaker.’
De wetenschap maakt computermodellen waarmee droogte te voorspellen is, afhankelijk van allerlei verschillende factoren: niet alleen de hoeveelheid regen die valt, de hoogte van de temperatuur en de mate van verdamping, maar ook de verschillende vormen van landgebruik, de verschillende bodemtypes en vegetatie, de mate van irrigatie en de doeleinden van waterverbruik en andere factoren. Wanders: ‘Op de hele wereld vinden nu veranderingen plaats; in de wetenschap proberen we dus ook internationaal van elkaar te leren. Wij gaan misschien qua klimaat meer op Zuid-Frankrijk lijken. Daar kunnen we ons nu al op voorbereiden.’
Natte voeten accepteren
Met de inzet van Big Data en machine learning wordt het mogelijk om seizoensvoorspellingen te doen en tijdig te ontdekken wat er gedaan kan worden bij verwachte droogte. Wanders: ‘We moeten het water beter vasthouden, liefst in hoog Nederland – in de ‘haarvaten’ van ons watersysteem Maar dat doet pijn, omdat het een verandering van landgebruik betekent. Ook moeten we accepteren dat we vaker natte voeten zullen hebben. We moeten naar een klimaatrobuuste landbouw, meer hergebruik van water en lokale opslag, én het bewustzijn van de burger moet verder omhoog. Zo is water in Nederland nog altijd te goedkoop. Mensen staan tijdens extreme droogte nog altijd hun tuin te sproeien.’ Wanders noemde tot slot dat er binnenkort een Expertisenetwerk Zoetwater en Droogte binnen IenW van start gaat, als vervolg van de Beleidstafel Droogte en met als doel kennis en beleid verder samen te brengen.
Sluipende schade
Daarna was het woord aan Frans van de Ven, expert-adviseur Stedelijk Land & Waterbeheer van Deltares en universitair hoofddocent Stedelijk Waterbeheer aan de Technische Universiteit Delft. ‘In het stedelijke gebied wonen de meeste mensen en vindt de meeste economische activiteit plaats. Droogte is eigenlijk een grotere schadepost dan wateroverlast. Daarbij ontstaat de schade van droogte traag en vaak in eerste instantie onzichtbaar – denk aan verzakkingen van gebouwen en infrastructuur door bijvoorbeeld paalrot. Denk ook aan problemen met de waterkwaliteit, de waterveiligheid en aan hittestress in steden. Het probleem speelt eigenlijk al jaren, maar bij gebrek aan kennis worden er weinig effectieve maatregelen genomen. We weten wel welke kennisvragen er liggen. Die zijn niet alleen technisch en ruimtelijk van aard, maar ook bestuurlijk: wie is aan zet en verantwoordelijk?’
Duurste probleem ooit
Droogte is een veelkoppig monster dat we nog niet helemaal kennen. We weten bijvoorbeeld nog te weinig over wat we met grondwaterpeilbeheer kunnen en hoe het zit met krimp- en zwelgedrag van de bodem. Van de Ven: ‘Die bodem blijkt op en neer te ‘bumpen’. Stel je voor dat je huis op een achtbaan zou staan; dan zou het natuurlijk wel gaan scheuren! Eigenlijk ben ik onthutst over hoe weinig aandacht er is voor een van de duurste problemen ooit; elke huiseigenaar met funderingsproblemen moet er wel 80.000 aan uitgeven op enig moment. Toch is er nauwelijks onderzoek naar goedkopere oplossingen. Er zijn maar een paar wetenschappelijke publicaties over! Een groot onderzoeksprogramma is er nog niet, al ligt er nu het ‘Drought in the Built Environment’-initiatief om via de Nationale Wetenschapsagenda van NWO in te vullen. Er zijn dus kennis- en onderzoeksagenda’s, maar nog geen onderzoeksbudget.’
Een probleem waarvoor Van de Ven aandacht vroeg, was de hittestress. ‘Je kunt die oplossen met vergroening van de stad. Maar dat kan alleen als er genoeg water is! Zonder irrigatie van het groen in de stad, houdt het groen de warmte juist vast. We hebben niet alleen watervasthoudende maatregelen nodig en dus ook ruimtelijke ingrepen, maar ook een beter beleid, betere aansturing, meer geld en capaciteit én meer kennis en kunde. Daar zijn veel verschillende actoren bij betrokken. IenW zou, zoals de Algemene Rekenkamer recent heeft geadviseerd, de regierol moeten pakken en er gezamenlijk met praktijkpartners die ook co-financieren voor moeten zorgen dat er multidisciplinair onderzoek plaatsvindt.’
Op de agenda
Daarna was het woord was aan Liz van Duin, directeur Waterkwaliteit, Ondergrond en Marien, gepromoveerd in de waterkwaliteit. ‘Geen beleid zonder calamiteit, en zonder wetenschap geen goed beleid. Ik ben blij met zowel het optimisme van Niko als de kritische blik van Frans. Het is goed om het over de definities van droogte te hebben. Voor mij betekent droogte vooral gebrek aan zoet water; kwantiteits- en kwaliteitsvraagstukken hangen onderling altijd samen. Daarnaast moeten we regionaal en nationaal kijken en ook nog oog hebben voor zowel de korte als de lange termijn. In het Deltaprogramma zijn we nu tien jaar bezig met waterbeschikbaarheid en droogte via het Deltaprogramma Zoetwater. Het is dus niet een nieuw vraagstuk, wel met een nieuwe urgentie door de droge zomers van 2018, 2019 en 2020. Voor het integraal aanpakken daarvan moeten we goed weten hoe het zit met de onderliggende systemen. Ook moeten we inderdaad meer lijn brengen in de kennisontwikkeling. Voor de vragen die er liggen hebben we geld nodig en de beantwoording ervan moet leiden tot concreet handelingsperspectief. Na drie droge zomers staat het gelukkig wel hoog op de politieke agenda.’
Liz van Duin
Water en bodem richtinggevend
Vanwege de kabinetsformatie zitten we nu een spannende tijd, betoogde Van Duin verder. ‘Zal die brede programmatische aanpak die we graag willen, er ook daadwerkelijk komen? In elk geval hebben we straks het Expertisenetwerk en ook de studiegroep grondwater. Verder moeten we ervoor zorgen dat het Deltaprogramma Zoetwater en het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie meer aan elkaar gekoppeld worden. En we kijken ook of we een beter overzicht kunnen maken van al het wateronderzoek dat vanuit IenW wordt gedaan. Dan kunnen we inschatten of het voldoende is en waar er nog mogelijke witte vlekken liggen. Ook ben ik blij met het principe in de NOVI ‘functie volgt peil’ in plaats van het omgekeerde, zoals vroeger. Water en bodem worden steeds meer sturend voor de ruimtelijke inrichting van het land, al is dat nog wel een flinke uitdaging waar we hulp bij nodig hebben. Als IenW willen we misschien de door Frans genoemde regierol wel, maar veel van het beleid is nu eenmaal gedecentraliseerd. Samenwerking kost tijd. Laten we ons daarbij vasthouden aan de beroemde uitspraak: alleen ga je sneller, maar samen kom je verder.’
Kennisdeling
Van de Ven: ‘Het zou al helpen als we niet alleen het beleid decentraal hebben, maar ook de kennis. Nu zingt het gebrek aan kennis rond. Verder zou het goed zijn als we de schadegevoeligheid van onze kwetsbare gebouwde gebieden zouden kunnen beperken. In het stedelijk gebied is de bodem iets heel kunstmatigs geworden door al het menselijk ingrijpen.’ Een deelnemer vroeg vervolgens hoe we Nederland dan beter zouden kunnen inrichten. Wanders: ‘In hoog Nederland zou de akkerbouw uit de laaggelegen gebieden beter naar hoger gelegen gebieden kunnen worden verplaatst. De natuur moet terug naar de vallei – daar kan het gebied vernatten. In laag Nederland in het westen ligt het lastiger…’ Van de Ven: ‘Daar moeten we heroverwegen of we wel willen bouwen in het veenweidegebied en zo ja hoe dan. We zouden vaker ‘waterpositief’ moeten bouwen in plaats van waterneutraal.’
En in hoeverre staat de decentralisatie van beleid en verantwoordelijkheden de oplossingen in de weg? Wanders: ‘Er liggen kansen, maar er gebeurt te weinig. Misschien moet daar meer rijkssturing op komen. Als hogergelegen gebieden benedenstrooms zoveel problemen opleveren, dan moet je ingrijpen.’ Van de Ven: ‘Landinrichting is een kwestie van democratie en dus is onderlinge kennisdeling essentieel. En we missen een ministerie van VROM dat kaderstellend optreedt.’
Handelingsperspectief
Van Duin: ‘Wat ik zelf nog mis, is de nodige samenwerking tussen wetenschappers – bijvoorbeeld rond modelvorming. Kan de wetenschap zelf aangeven waar nog hiaten zitten? Ikzelf denk dat we meer aandacht zouden moeten geven aan kennisontwikkeling rond grondwater. De drukke ondergrond en de bodemkwaliteit in Nederland zorgen voor urgente problemen rond onder andere de waterkwaliteit.’ Van de Ven: ‘Liz heeft gelijk; we moeten meer samenwerken en dat vooral ook samen doen met de professionals uit de praktijk. De Nationale Wetenschapsagenda van NWO stelt die eis gelukkig ook en het opleveren van concreet handelingsperspectief is daarbij verplicht!’