Verslag Inspiratieclass 2 juli 2024
De urban mine in!
Impressie Inspiratiemasterclass ‘Flattening the curve (2) Circulair vernieuwen van kunstwerken’, 2 juli 2024
Zo’n 64.000 bruggen, tunnels, sluizen en viaducten moeten de komende periode worden vernieuwd. De uitdaging is om dit zo circulair mogelijk te doen: dus de bestaande ‘voorraad’ aan objecten, onderdelen en materialen hergebruiken. Als er één sector is waarin urban mining kan starten, is het wel de grond-, weg- en waterbouw (GWW). En daar wordt door RWS ook al hard aan gewerkt, zo bleek tijdens de masterclass waarin circulair vernieuwen centraal stond.
Marjolein van Zuilekom, MT-lid van de directie ASA, introduceerde het onderwerp en de drie sprekers van vandaag. De eerste was emeritus hoogleraar Ester van der Voet, nog altijd zeer actief op het terrein van duurzaam grondstofgebruik aan de Universiteit Leiden. ‘Het dilemma waar we wereldwijd voor staan is dat het grondstofgebruik omhoog moet om de ontwikkelingslanden op te bouwen, maar juist omlaag moet vanwege de
milieuproblemen. Door grondstoffen zo lang mogelijk in gebruik te houden, sparen we kool en geit. Wat helpt, is de grondstoffen die we al toegepast hebben in gebouwen, infrastructuur enzovoort intact houden. Dat is onze zogenoemde urban mine. Die is overal aanwezig, geeft een betere leveringszekerheid en zorgt voor nieuwe bedrijvigheid. Dit past in het Nederlandse beleid rond circulaire economie. De strategieën die we kunnen inzetten, zijn er grofweg vier: narrowing the loop (dus minder grondstoffen gebruiken), slowing the loop (dus grondstoffen langer gebruiken), closing the loop (recycling) en substitutie (andere, hernieuwbare grondstoffen gebruiken).’
Opwekken uit de winterslaap
Van der Voet toonde met cijfers aan om hoeveel voorraden en stromen van grondstoffen het ongeveer gaat in verschillende sectoren die zij met haar team heeft onderzocht. ‘De Nederlandse urban mine bevat 7.81 miljard ton aan materialen, ofwel 447 ton per inwoner. Meer dan de helft bestaat uit zand, grond, grind en steen, vooral voor de GWW-sector, waarvan dan weer de helft voor kustverdediging. De rest bestaat vooral uit constructiemateriaal zoals beton, asfalt, cement, baksteen etc., met name in gebouwen.
We weten dus al het een en ander. Wist je bijvoorbeeld dat het meeste staal in voertuigen niet in auto’s zit, maar in schepen? En dat we een hele voorraad aan grondstoffen hebben die in een soort winterslaap ligt? Denk hierbij aan in onbruik geraakte rioleringsbuizen, kabels en leidingen. Er zijn ook kleine hoeveelheden waardevolle kritieke materialen bij, die essentieel zijn voor telecom, elektrische auto’s en duurzame energie. Als we de circulaire economie echt willen realiseren, moeten we nu plannen gaan maken voor het benutten van die urban mine. En dan kunnen we als Nederland zelfs een voorloper worden op dit gebied.’
Juist kansen in de GWW
Er wordt al gewerkt – onder andere door PBL – aan toekomstverkenningen met verschillende scenario’s waarin verschillende materialen op termijn vrij zullen komen, vertelde Van der Voet verder. ‘De volgende stap is het identificeren van opties voor hergebruik, levensduurverlenging, recycling enzovoort, en het verkennen van effectiviteit daarvan voor bijvoorbeeld de reductie van emissies. En dan volgt de praktische implementatie en het beleid. Een materialenpaspoort zal zeker gaan helpen. Maar het plannen van urban mining is lastig, omdat je moet wachten tot onderdelen in onbruik raken. Toch zie ik grote kansen juist voor de GWW-sector. Immers, die sector heeft een groot aandeel in de urban mine en relatief weinig actoren in de keten die vaak overheidsgerelateerd zijn en vooral binnen Nederland werken. Bovendien is de motivatie er.’ Uit de zaal kwam de vraag wat urban mining kost. Van der Voet: ‘Dat verschilt per grondstof. Maar voor bijvoorbeeld metaal is het altijd een goed idee om de urban mine te gebruiken, vanwege de besparingen op energie en milieu-effecten.’
GWW geanalyseerd
Sanne Bours, innovatiewetenschapper aan het Copernicus Institute of Sustainable Development van de Universiteit Utrecht, nam het stokje over. In 2022 deed ze in opdracht van het Planbureau voor de Leefomgeving en in samenwerking met Rijkswaterstaat een zogenoemde missie-gedreven innovatiesysteemanalyse, ter ondersteuning van de transitie naar een circulaire grond-, weg en waterbouwsector.
‘In die analyse hebben we vooral gekeken naar kunstwerken, kustlijnzorg en vaarwegonderhoud en wegverharding. We hebben beleidsdocumenten en nieuwsartikelen tussen 2016 en 2022 geanalyseerd, en interviews en workshops met professionals in de sector gehouden. Wat we in de GWW zien, is dat de mobiliteit nog altijd toeneemt, terwijl er tegelijk een renovatieopgave ligt. En ook dat er in de materiaalstromen een verschil zit van 35% tussen vraag en aanbod. Verder worden de aanbestedingen gedaan door een kleine groep publieke opdrachtgevers, wat vanuit innovatieperspectief interessante kansen biedt.’
Meer kennis, anders aanbesteden, meer opschalen
Wat stimuleert en wat belemmert nu de transitie naar een meer circulaire GWW-sector? ‘Als we kijken naar de manier waarop er over problemen en oplossingen wordt gedacht, dan staat CO2-reductie centraal. Die is goed meetbaar, terwijl het meetbaar maken van circulariteit in de GWW lastiger bevonden wordt. Er wordt gepoogd om steeds hoger op de R-ladder te komen, zoals het mogelijk maken van hergebruik. Ook zien we dat er best veel opdrachtgevers en netwerken zijn die iets zouden kunnen en willen doen, maar dat aanbesteden op prijs nog steeds leidend is.’ Vanuit de zaal vertelde toen iemand uit de aannemerij dat zij net een aanbesteding had gewonnen ‘op punten’, zonder dat ze de goedkoopste waren. Ook bij Rijkswaterstaat gaat het nu op basis van de beste prijs-kwaliteitverhouding en worden ook duurzaamheidsaspecten meegeteld. De aannemer: ‘Ik merk wel dat wij eigenlijk deskundiger op dit punt zijn dan onze opdrachtgever.’ Dit sloot wel aan bij het vervolg van het verhaal van Bours. ‘Er zijn drie hoofdproblemen. De kennisontwikkeling, -deling, -borging is onvoldoende en ook aan de legitimiteit van circulariteit schort het nog. Verder bieden huidige aanbestedingsprocessen – althans die van twee jaar geleden – te weinig mogelijkheden voor circulaire oplossingen. En tot slot worden pilots en innovatieve ontwikkelingen nog onvoldoende opgeschaald.’ Al deze problemen spelen in meer of mindere mate bij zowel hergebruik van hele objecten of onderdelen ervan, bij hergebruik van materialen en bij het toepassen van hernieuwbare grondstoffen. Bours: ‘De voor- en nadelen van biobased grondstoffen worden nu bijvoorbeeld nog niet volledig meegenomen in de milieukostenindictor (MKI).’
Pas de inkoop en aanbesteding aan
Ook bij het renoveren van bestaande kunstwerken speelt de kennisbarrière een rol. ‘Verder liggen daar vragen over de kwaliteit van de materialen en de resterende (technische) levensduur. Ook moet zich de markt van vraag en aanbod nog verder ontwikkelen, en moet het ontwerp van kunstwerken zich meer gaan toespitsen op herbruikbaarheid in toekomst.’ Samengevat: er is te weinig kennisborging omtrent circulariteit, er is een gebrek aan ‘directionaliteit’ binnen overheidsopdrachten waardoor circulair vernieuwen risicovol is voor ondernemers. ‘En nu is er vooral een focus op laagwaardige recycling, zoals asfaltverwerking.’ Bours beveelt aan om de inkoopprocessen aan te passen en CE meer te laten doorsijpelen in de hele organisatie. ‘Bovendien moeten publieke opdrachtgevers een voortrekkersrol spelen, en er moet meer over de lange termijn worden nagedacht. Een andere manier van aanbesteden is nodig met meer oog voor circulariteit bij het begin van projecten.’
Botsende logica’s
Tot slot was Tom Coenen, universitair docent bij de afdeling Civiele Techniek en Management van de Universiteit Twente, aan de beurt. ‘Maatschappelijke uitdagingen vragen om systeemverandering, zoals de overgang naar een circulaire economie. Systeemverandering vraagt om organisatieverandering en organisatieverandering vraagt weer om keuzes die leiden tot andere praktijken, oftewel ander menselijk gedrag. Hoe krijg je circulariteit en de vernieuwingsopgave afgestemd binnen een organisatie als RWS? Mijn onderzoek uit 2022-2023 laat zien dat er binnen RWS veel ruimte is voor circulaire ideeën en pilots, maar dat innovaties ook vaak daarin blijven steken. Het zijn losse projecten en er is bovendien een leemte tussen strategie en uitvoering. Circulariteit staat los van asset management. Je kunt dit verklaren als botsende institutional logics in de organisatie.’ Zo’n logica is het geheel aan diepgewortelde normen, waarden, overtuigingen en regels die het gedrag van individuen en organisaties sturen.
Verschillende contexten en waarden
Coenen: ‘Grote organisaties bedienen meerdere ‘contexten’, zoals markten, de politiek en overheden, de maatschappij, domeinen zoals duurzaamheid, digitalisering, enzovoort. Daarvoor heb je mensen binnen de organisatie met verschillende logics. Helaas kan dat wrijving geven. En als er een nieuwe opgave bijkomt, zoals circulariteit, dan kan dat druk zetten op de bestaande configuratie van logics.’ Coenen onderscheidt vier clusters van logics binnen organisaties als RWS. ’De ‘state logic’ staat voor het uitvoeren van een politieke opdracht vanuit waarden zoals rechtmatigheid, transparantie, aansprakelijkheid en integriteit. De ‘project logic’ hoort bij het uitvoeren van projecten met waarden zoals professionaliteit, efficiëntie en risicobeheersing. Dan is er de ‘asset management logic’, die draait om instandhouding van het infranetwerk vanuit waarden zoals continuïteit, effectiviteit, netwerkbeschikbaarheid en integraliteit. En dan is er nog een ander soort logic: de ‘societal challenge logic’. Daar gaat het om maatschappelijke waardecreatie vanuit waarden zoals duurzaamheid, leiderschap en systeemverandering.’
Balanceren
In een ‘hybride’ organisatie als RWS – dat wil zeggen: werkend in verschillende contexten – zijn logics vaak goed in balans. ‘Maar als we proberen inframanagement en circulariteit naast elkaar te zetten, dan zien we een disbalans ontstaan op verschillende fronten. Waar zich dit in uit is bijvoorbeeld in de mismatch in pre-projectfasen: circulariteit zit er niet vanaf het begin in en is geen onderdeel van de formele opdracht. Dan wordt circulair werken in de uitvoering beschouwd als iets extra’s dat er nog bovenop komt. Ook is er een diversiteit aan percepties over de rol van RWS in de transitie naar de circulaire economie.’
Hoe kan het anders? Coenen had een rijtje aanbevelingen. ‘Koppel asset management en circulariteit beter aan elkaar. Dat kan juist goed bij de vernieuwingsopgave, want instandhouding en onderhoud staan op de hoogste trede van de R-ladder. Wees je verder bewust van verschillende handelingskaders, die logics, in de organisatie. En let op het begin van de processen: keuzes met de grootste circulariteitsimpact zitten vroeg in het infra-managementproces. Betrek ook andere actoren met andere logics vroegtijdig en met de lange termijn in het achterhoofd. Heroverweeg de ‘waarden’ in de vernieuwingsopgave en stem deze af met langetermijnuitdagingen en -missies. En tot slot: zoek expliciete afstemming tussen de vernieuwingsopgave en het programma Klimaatneutrale en Circulaire Infraprojecten (KCI) en kijk of de juiste logics zijn vertegenwoordigd.’
Herbruikbaarheidscan
Na de drie sprekers reageerde Mandy Willems, senior adviseur bij Rijkswaterstaat op het gebied van onder meer de monitoring van circulaire innovaties en transitie, als eerste. ’Om eerst aan te sluiten bij Ester van der Voet: de vernieuwingsopgave is bij uitstek een voorraadopgave, anders dan de aanleg en het onderhoud van infrastructuur. We zijn nu bezig met het in kaart brengen van ons areaal, maar het is inderdaad moeilijk te achterhalen welke kwaliteit de objecten, onderdelen en materialen hebben. We zijn in dat kader bezig met het invoeren van een herbruikbaarheidscan. Die zal standaard worden ingezet bij inspecties van assets. Als we dan meer inzicht hebben, moet er vervolgens nog wel een hele infrastructuur worden opgebouwd om het hergebruik in de praktijk mogelijk te maken. We moeten investeren in capaciteit en kennis, maar bijvoorbeeld ook in ruimte. Op dit moment is een hergebruikte ligger voor een viaduct nog 2,5 keer duurder dan een nieuwe, vanwege aanpassing van het reguliere werkproces, maar ook omdat je nieuwe dingen moet regelen zoals opslag en checken van die liggers.’ Van der Voet reageerde: ‘Dit zijn inderdaad precies de dingen waar je in de praktijk tegenaan loopt. Ik herken het probleem van opslag ook uit de gemeente Rotterdam. We moeten theorie en praktijk dichterbij elkaar brengen en echt samenwerken om een stap verder te komen.’ Willems: ‘Waar moeten we dan op sturen? Waar moeten onze prioriteiten liggen?’ Coenen: ‘Bepaal dat samen met de sector in de opdrachtgever-opdrachtnemer-relatie.’ Ester van der Voet: ‘Blijf in elk geval de doelen van circulariteit als richtlijn houden, en kies die strategieën die het meest opleveren om CO2-emissies en biodiversiteitsverlies te reduceren.’ Willems: ‘Het programma KCI is nu richtinggevend voor de sector en dat doen we in een open dialoog met alle marktpartijen.’
Duurzame Infra
Verder noemde Willems het herkenbaar wat de sprekers schetsen. ‘We hebben in het verleden goed naar Sanne en Tom geluisterd en hebben inmiddels veel in gang gezet in ons nieuwe programma Duurzame Infra. Dat heeft vijf hoofddoelen: een meer concrete route (langjarig perspectief), sneller naar doorbraken (focus), verankering binnen RWS (vertaling naar richtlijnen en kaders en een team dat zich richt op leren), meer duurzame maatregelen die zich in pilots hebben bewezen toepassen in projecten (en dat beter faciliteren) en een sterkere duurzaamheidscultuur realiseren op alle niveaus in de organisatie.’ Bours: ‘Speelt aanpassing van de aanbestedingsprocessen hierin ook een rol?’ Willems: ‘Ja, we hebben duurzaamheidsadviseurs die bouwteams al vanaf de planfase ondersteunen. We gaan in zijn algemeenheid meer richting asset management en minder alleen projectmatig kijken naar de infra. We gaan ook meer overkoepelend monitoren en sturen op de effectiviteit van maatregelen die in projecten worden toegepast dan op projecten zelf (sluit beter aan bij circulaire systeemverandering)’. Coenen: ‘Misschien moeten jullie ook kijken naar wat je niet meer gaat doen.’ Willems: ‘Minder nieuwe aanleg, in elk geval.’
Als een chef-kok op de markt
Uit de zaal kwam een aanvulling van iemand van de Unit Instandhouding. ‘Circulariteit heeft formeel geen prioriteit, maar die shift van projecten naar asset management gaat wel helpen om circulair denken en werken te stimuleren.’ Een andere suggestie uit de zaal: ‘We zouden bij aanvang van een project eerst goed moeten kijken wat het aanbod van her te gebruiken materiaal is. Zoals de chef-kok van een restaurant eerst kijkt wat er vers op de markt te halen is en dan pas het dagmenu vaststelt. Welke materialen liggen er op de plank? En het hergebruik vroeg verankeren, want later is het moeilijk in het proces toe te voegen.’ Willems: ‘De liggers van de A9 zijn in elk geval al vergeven!’ Iemand uit de zaal wees nog op recent masteronderzoek aan de TUD over materialenhubs: of die fysiek of virtueel moeten worden georganiseerd.
Marjolein van Zuilekom bedankte de sprekers tot slot hartelijk. De volgende masterclass over de vernieuwingsopgave draait om het capaciteitsvraagstuk en de mogelijke rol van automatisering hierin. Deze vindt naar verwachting plaats in de tweede helft van november.