Verslag 23 april 2018
Impressie masterclass 23 april 2018 ‘Klimaatadaptatie, een meervoudige uitdaging’
De twee wetenschappelijke sprekers bij de masterclass over klimaatadaptatie waren het eens. Geveltuintjes in de straat, groene daken en regentonnen in de achtertuin vormen niet direct de oplossing voor de problematiek die de klimaatverandering met zich meebrengt. Maar deze kleine, zichtbare maatregelen dichtbij huis zorgen wél voor bewustwording en betrokkenheid. En dat is nodig – al was het maar om steun in de samenleving te krijgen en te behouden voor grote ingrepen in het landschap.
Friedel Filius opende namens de directie KIS de masterclass, die méér was dan alleen masterclass. ‘Vanmiddag is namelijk ook een voorproefje van de Summerschool die we in de eerste week van september weer samen met de Technische universiteit Delft organiseren. Ook daar is het onderwerp klimaatadaptatie en de beide sprekers van vandaag treden daar ook op als docent. Geef je bij mij op als je wilt meedoen of meer informatie wilt.’
Dagvoorzitter Vincent Marchau, die vanuit de Technische Universiteit Delft betrokken is bij zowel de masterclass als de Summerschool, introduceerde de sprekers. Eerst was het de beurt aan Bas Jonkman, hoogleraar Integrale waterbouwkunde aan dezelfde universiteit. Hij werkte in het verleden voor onder meer Rijkswaterstaat (waarvoor hij nu nog adviseur is) en Royal Haskoning en heeft de dijkdoorbraken in New Orleans en andere landen onderzocht. Hij is betrokken geweest bij technische en overstromingsrisicostudies in verschillende gebieden over de hele wereld.
Maatregelen aan de voorkant en de achterkant
Jonkman ging vooral in op de technische aspecten van klimaatadaptatie, maar niet voordat hij een schets gaf van de risico’s die we in Nederland lopen, de nieuwe risicobenadering en het concept van de meerlaagse veiligheid. ‘Ik verzamel raamwerken voor er technisch zoal mogelijk is om de waterproblemen die klimaatverandering met zich meebrengt te verlichten. Ik heb er zeker al een stuk of dertig! Al die raamwerken gaan zowel over oplossingen ‘aan de voorkant’, zoals ‘building with nature’, als aan de achterkant, zoals het hoger bouwen van huizen of het aanleggen van een waterplein als in Rotterdam. In Nederland hebben we nu nog een aantal ‘rode’ gebieden waar het risico voor mensen om grote schade te lijden door overstromingen te groot is naar de huidige maatstaven van het beleid. Dat heeft vooral te maken met de sterkte van de dijken en het gemak waarmee sommige polders zouden kunnen vollopen. De vraag is nu hoe ver we nog kunnen komen met verdere rivierverruiming en met dijkversterking. Niet alle maatregelen zijn overal even maatschappelijk acceptabel. Wat dat betreft is het bij de kustverdediging iets makkelijker. Dat doen we vooral via zandsuppleties en zogenoemde hybride keringen, die onder het zand verstopt zitten.’
Maatschappelijke acceptatie
Jonkmans’s onderzoekgroep werkt intensief mee aan allerlei innovaties en praktijkproeven. ‘Zo komen we erachter wat werkt. Maar ook moeten we als samenleving afwegen wanneer investeren in maatregelen nu echt slim is. Er zijn nu extreme scenario’s voor de zeespiegelrijzing, maar je kunt moeilijk nu al miljarden investeren op basis van die extremen terwijl je niet zeker weet of die zich uiteindelijk zullen voordoen. Wat we wel weten, is dat dijken je als samenleving gemiddeld de meeste veiligheid bieden voor je euro. Er moet nu nog 1500 km dijk worden versterkt in de komende 20 tot 30 jaar. En de omgeving roert zich daarbij steeds meer. Ik noem maar de actie tegen het waterschap van een aantal bekende Nederlanders rond de dijk bij het Markermeer – André Kuipers, Jort Kelder en Katja Schuurman. Als we het hebben over wateroverlast door extreem weer, dan zijn er veel meer knoppen waaraan je kunt draaien. Er zijn vele maatschappelijke actoren die allemaal verschillende maatregelen kunnen nemen; in de steden komt het allemaal samen. Een gemeente kan waterbekkens aanleggen, maar bewoners kunnen ook zelf kleine dingen doen, al zet dat misschien niet direct zoden aan de dijk.’
Op elke vierkante meter aan de slag
De presentatie van tweede spreker Stefan Kuks sloot naadloos aan op die van Bas Jonkman. Ook hij startte met de urgentie van de klimaatadaptatieopgave en ging vervolgens vooral in op de verschillende schaalniveaus die bij adaptatie aan de orde zijn. Kuks is bestuurskundige en hoogleraar Innovatie en implementatie van Waterbeleid aan de Universiteit Twente. Sinds 2014 is hij watergraaf van het waterschap Vechtstromen en sinds 2016 voorzitter van de stuurgroep Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie. ‘Op verschillende schaalniveaus in zowel het stedelijke als het landelijke gebied zijn er verschillende maatregelen denkbaar. Misschien helpt een groen dak op één woning niet zoveel om water vast te houden na een stortbui, maar een groot groen dak op een enorm bedrijfsgebouw kan echt uitmaken – dat wordt nu in de praktijk al bewezen. Op regionaal niveau werken overheden samen om bijvoorbeeld waterbekkens aan te leggen. En in het landelijke gebied ligt er een momenteel flinke uitdaging bij de posities die landbouwbedrijven daar hebben ingenomen. De landbouw zal een stap terug moeten doen en dat levert spanning op.’
Multischaligheid
Kuks stipte ook de problematiek van het eigenaarschap en de ‘tragedy of the commons’ aan. ‘Hoe zorg je dat iedereen zijn verantwoordelijkheid neemt en dat er niet teveel ‘free riders’ zijn: mensen die profiteren van de inzet van anderen zonder er zelf aan bij te dragen?’ Hij beloofde in zijn college tijdens de Summerschool verder op deze thematiek in te gaan. ‘Het gaat erom dat we iets beweging brengen met allerlei verschillende eigenaren – tot en met de individuele woningeigenaar en de verenigingen van eigenaren van appartementengebouwen aan toe. Persoonlijk vind ik vooral het tussengebied waar publiek en privaat samenkomen interessant. Daar valt nog de nodige winst te behalen.’
Klimaatadaptatie betekent ‘multischaligheid’, aldus Kuks. ‘Twee buren kunnen nog onderhandelen met elkaar over de vergroening van hun tuinen, maar hoe doe je dat met 20.000 buren? En met wie krijg je allemaal te maken als je je met water- en omgevings- en klimaatbeleid bezighoudt? Wij als Waterschap zitten in een zeer complex netwerk met zeer veel verschillende typen partijen, tot in Duitsland aan toe. Er zijn zeer veel verschillende beleids- en sturingsmodellen om daarmee om te gaan, maar we moeten vooral ook betekenisgericht werken. Het gaat bij het droog houden van onze voeten niet alleen om pure veiligheid, maar ook om identiteit: mensen voelen zich thuis in een bepaald gebied en in een bepaalde gemeenschap. Dat telt allemaal mee.’
Stapelen van doelstellingen
Na de twee presentaties reageerde Joke van Wensem, projectleider Nationaal Kennisprogramma Water en Klimaat en de klimaatbestendige stad binnen IenW. ‘Zonder onszelf op de borst te willen kloppen: goed om te zien dat we qua werkwijze en beleid zo dicht aan zitten tegen de wetenschappelijke kennis. Wel denk ik dat er meer onderwerpen zijn dan de sprekers nu genoemd hebben om ons zorgen over te maken, zoals bodemdaling, verzilting, hittestress en gezondheid en de combinatie van klimaatadaptatie met kennis uit het sociale domein. De groene daken en de regentonnen zijn inderdaad heel belangrijk om de mensen mee te krijgen. Die kleine ingrepen in de woonomgeving doen trouwens ook veel voor andere doelstellingen, zoals een gezonde en leefbare stad. Een vraag die ik heb, is welke consequenties alle huidige kennis over klimaat nu heeft voor de opgave in de woningbouw die er in Nederland ligt.’ Jonkman: ‘Ja, die komt vaak in laagliggende gebieden terecht en de vraag is hoe we daar verder om moeten gaan.’ Kuks: ‘Nou, we moeten in elk geval klimaatrobuust bouwen. En wat betreft de combinatie van de kleine ingrepen in de woonomgeving en de grotere projecten: ik zie vooral veel in interventies op buurt- en wijkniveau – daar waaraan mensen hun identiteit ontlenen.’
Meer wet- en regelgeving en duidelijkheid van bovenaf
In de discussie met de zaal kwam onder meer de vraag aan de orde of IenW wel het meest aanwezen ministerie is voor alle punten die door de sprekers werden aangedragen. Kuks: ‘Jazeker, want de aansturing van het totale Deltaprogramma ligt nog steeds bij IenW. Duidelijk is tegelijkertijd dat we de andere departementen en andere overheden in het land wel nodig hebben. En bovendien: meer regelgeving!’ Iemand uit de zaal antwoordde daarop: ‘Ook belangrijk is dat klimaatadaptatie een mainstream-opgave is: het moet doorsijpelen in alles wat we doen. Zo geldt dat ook voor BZK als het gaat om bouwbeleid.’ Kuks: ‘Zo moeten we continu bruggen slaan tussen verschillende beleidsdomeinen, bijvoorbeeld ook met dat rond energietransitie en ICT. We moeten de stad zien als een levend organisme en zorgen dat mensen het eigenaarschap daarvan beseffen: dat ze zelf het heft in handen hebben.’ Jonkman: ‘Wat ook helpt daarbij zijn de risicokaarten. Maar ik ben het zeker eens met Stefan Kuks dat we ook gewoon meer wet- en regelgeving van bovenaf nodig hebben.’
Een ander punt betrof de afweging van de kosten: moeten we kosteneffectiviteit niet breder interpreteren, en daar veel meer maatschappelijke aspecten bij betrekken? Ja, vinden zowel sprekers als mensen in de zaal. Kuks benadrukte verder dat het de zorgplicht in de samenleving waarvoor hij pleitte wel gepaard moet gaan met duidelijkheid van de kant van de overheid: ‘Waarvoor zorg je als overheid wel en niet en wat laat je aan burgers zelf over? Niemand is gebaat bij vaagheid daarover.’