Verslag 22 mei 2018

Met kleine stappen wel degelijk vooruit

Impressie masterclass 22 mei 2018 ‘Circulaire economie en andere transities – kómen we vooruit en hóe komen we vooruit?’

We koersen af op een halvering van het gebruik van primaire grondstoffen in 2030 en een totale circulaire economie in 2050. Dat is niet niks, maar we hoeven niet verlamd of cynisch te raken bij dit soort lastige doelstellingen. Maak werk van ‘small wins’ (niet te verwarren met laaghangend fruit) en monitor breed hoe het gaat met de voortgang van de transitie, aldus Katrien Termeer (WUR) en Aldert Hanemaaijer (PBL). Alles tot achter de komma weten en uitdragen, hoeft nu ook weer niet. ‘Een beetje ambiguïteit prikkelt juist wel,’ aldus Termeer.

Erik Schmieman, plaatsvervangend directeur van de directie KIS opende de masterclass. Hij presenteerde ook meteen de nieuwste editie van de Kenniskrant, een uitgave van KIS. Dagvoorzitter Vincent Marchau, die vanuit de Technische Universiteit Delft betrokken is bij de masterclass, introduceerde de sprekers. Aldert Hanemaaijer van het PBL trapte af met een rappe presentatie over de manier waarop gemonitord kan worden hoe het staat met de mate van circulariteit van de economie in Nederland. ‘Let op, circulaire economie is meer dan alleen recycling van materialen. Het begint al met de vraag of je die materialen en producten eigenlijk wel nodig hebt. Zo hebben we nu een hele nieuwe ‘ladder’ met allemaal R-en: van Refuse, Rethink en Reduce tot en met Recycle en Recover. We hebben nog niet van al die R-en ook daadwerkelijk goede monitoringsdata. Het systeem dat we in opdracht van het Rijksbrede Programma Circulaire Economie samen met CBS en RIVM hebben ontwikkeld, is dan ook een groeimodel. Onze systematiek richt zich overigens niet alleen op kwantitatieve data over tonnen CO2 en euro’s, maar bijvoorbeeld ook op hoe partijen met elkaar samenwerken in productieketens en op de verschillende activiteiten die actoren ondernemen om tot een meer circulaire economie te komen.’

Naar een ‘Nationale CE-verkenning’?
Nog lang niet alles dat we wíllen meten kúnnen we ook al meten, stelde Hanemaaijer. ‘Om bijvoorbeeld te kunnen monitoren of bedrijven circulair kunnen, willen en mogen werken, hebben we een ander type indicatoren nodig dan we tot nu toe hadden. En er is duiding nodig. Welke maatregel heeft er bijvoorbeeld nou precies voor gezorgd dat bedrijven ineens gingen investeren in andere businessmodellen? Of welke vorm van samenwerking is nou precies de vorm die je nodig hebt in een circulaire keten?

Presentatie Aldert Hanemaaijer (PBL)
Presentatie Katrien Termeer (WUR)
Erik Schmieman (KIS)
Matthéüs van de Pol (EKZ)

Wij zijn nog bezig de nodige kennis op te doen – onder andere over de vraag waar allerlei grondstoffen opgeslagen zijn in bijvoorbeeld de gebouwde omgeving voor de R van ‘Recover’. Ook moeten we bijvoorbeeld meer inzicht krijgen in welke maatregelen nu welk effect hebben, waarvoor er meer beleidsevaluatie nodig is. Soms ligt kennis verspreid over verschillende kennisinstellingen en in verschillende sectoren. Dus het verder uitbouwen van de monitoring betekent ook de versplintering van informatie tegengaan. We lopen hierin nog wel twintig jaar achter op bijvoorbeeld het energiebeleid. Gaan we die achterstand binnen de circulaire economie nu snel inlopen? En zou het bijvoorbeeld ook een goed idee kunnen zijn om net als bij de energietransitie met een jaarlijkse nationale CE-verkenning te komen? De Energieverkenning heeft inmiddels een flinke status.’

Onder de radar experimenteren
Katrien Termeer startte haar verhaal met ‘wicked problems’: grote en complexe maatschappelijke problemen waarover weinig consensus, weinig zekere kennis bestaat en geen ideaal eindbeeld bestaat.  ‘Juist voor dit type problemen is de benadering van de ‘small wins’, die we in Wageningen hebben ontwikkeld, heel geschikt. Het gaat om snelle, lokale, diepgaande veranderingen in het systeem. Een voorbeeld is het bewoners en middenstandsinitiatief Wasted in Amsterdam-Noord. Mensen kunnen hun plastic afval inleveren bij de organisatie en krijgen dan munten waarmee ze korting krijgen bij lokale winkels en dienstverleners. Dit is een systeemverandering op kleine schaal waarmee je een abstract concept als circulariteit concreet maakt en ook snel resultaat kunt boeken. Voordeel van het stimuleren en mogelijk maken van dit soort initiatieven is dat het vaak in de experimentele sfeer en enigszins onder de radar kan. Dat maakt allerlei politieke en economische risico’s behapbaar. Dit type experimenten is tegelijkertijd bij succes wel degelijk opschaalbaar.’

Mensen niet achterover laten leunen
Termeer heeft verschillende voorbeelden van small wins bestudeerd. ‘Niet elk leuk burgerinitiatief of elke aardige overheidsactie is een echte ‘small win’. Zo moet er bijvoorbeeld sprake zijn van een werkend aanjaagmechanisme waarmee het kleine experiment een grotere uitwerking kan krijgen. We hebben verschillende van deze mechanismen geïdentificeerd. Als de olievlekwerking, maar bijvoorbeeld ook de ‘logic of attraction’: als iets succesvol is, krijgt iets ook aantrekkingskracht en lukt het bijvoorbeeld veel makkelijker om nieuwe mensen of nieuw geld erbij te krijgen en het effect van de actie groter te laten worden.’ Het is belangrijk om ‘small wins’ steeds beter te gaan herkennen en waarderen, aldus Termeer. ‘Ook is het aan te bevelen om de inzichten die er rond ‘small wins’ ontstaan te delen. De overheid kan ondersteunen door de gewone sturingsstrategieën en beleidsinstrumenten in te zetten. Soms moet je wat loslaten en experimenten mogelijk maken, maar soms moet er misschien ook wel keiharde nieuwe wet- en regelgeving komen. Het slechtste wat er kan gebeuren, is echter dat mensen achterover gaan leunen en gaan wachten tot de overheid iets gaat doen. Probeer dat dus in elk geval te voorkomen. Wat trouwens niet zo erg is: dat concepten als circulaire economie nog een beetje ambigu zijn. Ambiguïteit prikkelt juist. Mensen kunnen er zelf invulling aan even en willen erbij horen, al weten ze nog niet precies wat het gaat opleveren.’

Mensen met verschillende capaciteiten nodig
Een eerste reactie werd deze keer gegeven door iemand van een ander departement, Matthéüs  van de Pol van het Rijksbrede Programma CE en werkzaam bij EKZ. Hij gaf aan al lang met het duurzaamheidsbijltje te hakken en meegewerkt te hebben aan de monitoringssystematiek van het PBL.    ‘De volgende stap wordt dat we het Rijksbrede Programma CE en de onlangs ontwikkelde transitieagenda’s in elkaar gaan schuiven tot één groot transitie-geheel. De ‘small wins’-aanpak past daar heel goed bij. Ik zie parallellen met het concept ‘emergentie’ en elementen uit de theorie achter het transitiemanagement, de niche-aanpak en de motoren van innovatie. Een vraag die ik erbij heb, is hoe je in die aanpak omgaat met het oude bestaande. Want bij transitie hoort ook dat het oude systeem uiteindelijk verdwijnt. Verder denk ik dat het van groot belang is dat we mensen met verschillende capaciteiten kunnen gaan inzetten voor de grote transities. Je hebt projectmanagers nodig die op de korte tijd dingen voor elkaar krijgen. Maar er zijn ook mensen nodig die een visie hebben op de langere termijn en die verschillende opkomende fenomenen uit verschillende sectoren bijvoorbeeld met elkaar in verband kunnen brengen. Scholing wordt wel een thema.’

Monitoring van ‘small wins’
Bij de discussie met de zaal kwam onder meer naar voren dat autonome ontwikkelingen vaak minder autonoom zijn dan we denken (op bevolkingsgroei wordt elders in de wereld bijvoorbeeld wel degelijk actief gestuurd) en het causale verband tussen beleid en effect minder sterk dan we denken. Ook werd er van mening verschild over de vraag of cijfers (tonnen CO2, euro’s) nu wel of niet zaligmakend zijn – in elk geval wel handig om te hebben en misschien ook wel nastrevenswaardig voor dingen die nu vaak niet meetellen op de balans, zoals milieuschade. Gert-Jan de Maagd van KIS wist ter plekke twee stellingen toe te voegen, die voor een perfecte synthese zorgden tussen de benaderingen van Hanemaaijer en Termeer: ‘Een goede systematiek voor transitiemonitoring zou de effecten van ‘small wins’ op moeten kunnen sporen. En vice versa: een ‘small win’ is pas een ‘small win’ als het effect zichtbaar is te maken met transitiemonitoring.’ De beide sprekers gaven aan hierover nog wel eens verder door te willen denken met elkaar. Termeer had nog een laatste tip voor iedereen: ‘Wees lui en slim; kijk naar wat er al gebeurt in de samenleving en bouw daarop voort – ook in het weghalen van barrières voor experimenten.’ Aanvulling uit de zaal: heb ook ook voor dingen die mislukken en leer daar eveneens van.

STELLINGEN
Aldert Hanemaaijer (PBL)
• Evaluatie en doorrekening transitie CE vraagt om meer dan tonnen en euro’s
• CE beleid moet zich vooral richten op effecten in de keten
• CE plat slaan tot CO2 is de dood in de pot voor CE-beleid

Katrien Termeer (WUR)
• Transitie circulaire economie is niet te vangen in een lineair monitoringsproces
• De overheid kan veel meer met ‘small wins’ doen
• Het concept ‘small wins’ dekt de lading niet