Humans of Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science
Annemarijn Steijlen
We zijn allemaal bekend met het beeld van een voetballer die rollend over de grond naar zijn been grijpt. Is het een blessure? Of theatraal tijdrekken? Gemiddeld hebben professionele Europese voetbalteams te maken met zes tot zeven hamstringblessures per seizoen. Met de sensoren die PhD’er Annemarijn Steijlen ontwikkelt, kunnen we een groot aantal blessures in de toekomst hopelijk voorkomen.
Annemarijn, wie ben jij? En hoe ben jij op EWI terecht gekomen?
Mijn naam is Annemarijn en ik ben nu zo’n anderhalf jaar PhD’er aan de TU Delft. Ik heb een achtergrond in Industrieel Ontwerpen en doe mijn PhD-project op de afdeling Electronic Instrumentation. De overstap naar EWI is eigenlijk best bijzonder. Mijn onderzoek – draagbare sensoren voor sporttoepassingen – ligt echter precies op het raakvlak tussen die twee vakgebieden. Aan de ene kant moeten de sensoren betrouwbare informatie aanleveren, en aan de andere kant is het goed integreren van zo’n sensor en het gebruiksgemak ervan ook erg belangrijk.
Waarin verschillen EWI en IO?
EWI’ers zijn vaak meer van de technology push. Zij ontwerpen, vanuit bestaande technologieën, iets nieuws. Bij IO is het meer user centered design. Dat betekent dat er gekeken wordt naar de behoefte van de gebruiker. Als er iets nieuws bedacht wordt, denk je eerst: wat heeft de gebruiker nodig? Dat is eigenlijk het tegenovergestelde van technology push. Ik ontwerp niet vanuit de techniek, maar vanuit de wens van de gebruiker. User centered design wordt in de praktijk sneller geaccepteerd, omdat mensen vaak de vraag stellen: waar is het goed voor? Het is meer toepassingsgericht dus.
Je werkt aan twee soorten draagbare sensoren, kan je daar wat meer over vertellen?
Ik werk momenteel aan twee projecten. Bij het eerste project gaat het om een sensorbroek voor voetballers en hockeyers. Met die broek meten we de bewegingen op het veld. Dit onderzoek doen we samen met de Koninklijke Nederlandse Voetbal Bond (KNVB) en de Koninklijke Nederlandse Hockey Bond (KNHB). De KNVB is erg geïnteresseerd in het verband tussen bewegingen en hamstringblessures. Dit type blessure komt vaak aan het einde van de wedstrijd voor en zou dus veroorzaakt kunnen worden door een opstapeling van bewegingen. Met de sensorbroek kunnen we die bewegingen, en wat het been precies doet, in kaart brengen. Het tweede project past goed bij onze afdeling, omdat we de sensoren, die we daarvoor gebruiken, ook echt zelf maken. In dat project ontwerp ik een zweetopvangsysteem. Er zijn veel ontwikkelingen in zweetsensoren, maar we weten eigenlijk niet zoveel over zweet en wat daarin verandert als je sport. Momenteel ontwerp ik een patch die ik op iemands rug plak. Het opvangsysteem zit vervolgens tussen twee hydrofiele folies. Het water wordt door de folie aangetrokken en langzaam vullen de kleine reservoirs. Als de reservoirs vol zijn, kan je de inhoud bestuderen en bijvoorbeeld kijken naar de samenstelling elektrolyten (natrium, chloride, en kalium) in iemands zweet. Variaties in de waarden zouden een indicatie kunnen zijn van uitdroging. Deze variaties breng ik nu in kaart door mijn sensor meteen op mensen te testen en het zweet te analyseren.
Tja, en dan toch de vraag die gesteld móet worden. Heb je nog bekende voetballers gespot?
Op het terrein van de KNVB zie je weleens bekende gezichten voorbijkomen. Maar uiteraard ben ik daar met een heel ander doel: het ontwikkelen van de tweede versie van onze sportbroek. En het spannende is: over twee maanden gaan we ‘m al uittesten. Ongelooflijk benieuwd naar de resultaten die daaruit voortkomen.