Routekaart voor de periode 2018-2050 als ontwerpmodel
Het onderzoek aan de hand van het transformatiekader en de input van architecten en woningcorporaties richtte zich op het balanceren van duurzaamheid en culturele waarden bij de energie-efficiënte renovatie van naoorlogse portiekwoningen. De uitkomsten laten zien dat huurders de voorkeur geven aan de bestaande voorgevel en vloerindeling. De aanpassingen waar ze voor kozen, waren gericht op het verbeteren van de kwaliteit van de huidige vloerindeling. Ze wilden een vernieuwde keuken, badkamer en toiletten, en dat het smalle balkon aan de tuinzijde zou worden vervangen door een groter, beglaasd balkon.
Daarnaast liet het onderzoek zien dat energielabel B in combinatie met een regionaal en open warmtenet de meest kansrijke oplossing voor verwarming is, waarbij zelfs CO2-neutraliteit nog steeds mogelijk is dankzij het gebruik van afval als bron van energie. In dat geval is het niet nodig om radicale aanpassingen aan de gevel te doen.
Met betrekking tot architectonische waarden is de belangrijkste conclusie dat de grondige renovatie van naoorlogse portiekwoningen haalbaar is wat betreft de voorgevel. Met slechts lichte aanpassingen aan de voorgevel is energielabel B mogelijk. Aanpassingen aan de achtergevel zijn kansrijk vanwege gebruikersvoorkeuren, uitbreiding van het vloeroppervlak, meer ruimte voor voorzieningen en isolatie van een deel van de gevel. Omdat het verschil tussen de naoorlogse portiekwoningen van type 3 en 4 bijvoorbeeld met name betrekking had op de gevel, hebben we deze conclusie doorgetrokken naar alle soorten naoorlogse portiekwoningen.
Tijdens workshops met woningcorporaties en renovatie-architecten is de conclusie vertaald in een strategie en gevisualiseerd in een routekaart (‘Roadmap 2018-50’). De beste en meest kansrijke benadering is om aanpassingen aan naoorlogse portiekwoningen – wanneer die bewoond zijn – in drie stappen uit te voeren.
Stap 1 – renovatie van een gebouw in bewoonde staat. De schil van het gebouw aanpassen en de energiebehoefte verkleinen, uitgaande van energielabel B of A. Overstappen van individuele verwarming op collectieve blokverwarming met aardgas, met een service-installatie in de kelder of de tuin. Overstappen van natuurlijke op mechanische ventilatie met CO2-detectie en vochtopsporing. Beglaasde balkons aan de tuinzijde aanbrengen met nieuwe dienstruimtes, leidingen en afvoeren. Particuliere installaties vervangen. Woningen op de begane grond toevoegen (bergruimtes vervangen) en appartementen op het dak bijbouwen. Huurders kunnen kiezen voor zichtbare duurzaamheidsmaatregelen zoals zonnecollectoren (voor warmte) of zonnepanelen (voor stroom) op het dak.
Stap 2 – renovatie of aanpassing van lege woningen waarbij de huurder tijdelijk elders wordt ondergebracht. Vernieuwen of herinrichten van keuken, badkamer, toilet en bergruimtes. ‘Zwevende vloer’ aanbrengen en de gehorigheid verminderen. Voordeel voor de woningcorporatie: nieuwe huurders gaan huur betalen volgens het nieuwe puntensysteem dat met de Woningwet 2015 is geïntroduceerd. Daar staat tegenover dat een huurder met een middeninkomen die de woning verlaat meer huur betaalde dan huurders met een laag inkomen worden geacht te betalen.
Stap 3 – vervangen van de warmte- en energiebronnen wanneer de benodigde infrastructuur lokaal beschikbaar is in de vorm van een regionaal open warmtenet of een ‘smart grid’ met voldoende capaciteit. Vervolgens het gebouw op het distributienetwerk aansluiten en de woningen van het aardgas afkoppelen.