Noodzaak voor nieuwe sturingsvormen in de warmtetransitie blijkt uit onderzoek van TU Delft
Onafhankelijk onderzoek van de TU Delft in opdracht van de Regionale Energiestrategie (RES) Rotterdam Den Haag, laat zien dat de warmtetransitie met de huidige aanpak vertraging op gaat lopen en grote verliezers en winnaars zal kennen. De warmtetransitie vraagt andere sturingsvormen, die zorgen dat de afstemmings- en verdelingsopgaven in samenwerking worden uitgevoerd. Deze opgaven betreffen de inzet van warmtebronnen, de aanleg van infrastructuur en een rechtvaardige kosten- en baten verdeling.
Warmtetransitie wordt bemoeilijkt door collectief actie probleem
De onderzoekers Aad Correljé en Toyah Rodhouse van TU Delft, faculteit TBM, constateren dat samenwerken in de warmtetransitie wordt belemmerd doordat de betrokken overheden en de bedrijven verschillende belangen hebben. Daarbij is er sprake van sterke afhankelijkheden tussen deze partijen en is het onzeker wat samenwerken hen oplevert. Dit leidt ertoe dat de partijen vooral bezig zijn met het veilig stellen van de eigen belangen. Risicovolle en grootschalige projecten worden hierdoor moeilijk te realiseren. Deze situatie, waarin partijen individueel rationele keuzes maken die leiden tot collectief irrationele en minder optimale uitkomsten, is een collectief actie probleem.
De oplossing ligt in een nieuw sturingsmodel
In het onderzoeksrapport zijn drie sturingsmodellen uitgewerkt. Het eerste model “Ieder voor zich in de warmtewedloop” gaat er van uit dat het collectieve actie probleem niet wordt opgelost. Er is dan een aanzienlijk risico dat niet alle gemeenten in staat zijn de warmtevoorziening te verduurzamen.
De andere twee sturingsmodellen bieden toekomstperspectief. Zij richten zich op het oplossen van het collectieve actie probleem door te bouwen aan vertrouwen in elkaar en in het verloop van de warmtetransitie. Het sturingsmodel, “We volgen ons plan! Sturen op zekerheid en systeem optimalisatie” doet dit door middel van een uitvoeringsorganisatie die met vastgelegde doelen, normen, standaarden, gedragsregels en procedures richting geeft aan de warmtetransitie. Het andere sturingsmodel, “Samen ontwikkelen in een dynamische warmtetransitie”, gaat er van uit dat vertrouwen groeit naarmate partijen meer met elkaar samenwerken in het stapsgewijs ontwikkelen van succesvolle projecten. Dit vraagt om meer intensieve en structurele opschaling van overleg en besluitvorming door de publieke en private partijen gezamenlijk.
Het vervolg
Het is nu aan de bestuurders en andere betrokken partijen om met behulp van deze inzichten richting te geven aan de organisatie en coördinatie van de warmtevoorziening. De modellen laten uiterste contouren zien waarbinnen de sturing en coördinatie vorm kan krijgen, afhankelijk van de maatschappelijke waarden die het belangrijkst geacht worden. Dat kan verschillen in Nederland, per gemeente en per regio. De energieregio Rotterdam Den Haag wil het collectieve actie probleem doorbreken om zo gezamenlijk een maatschappelijk te verantwoorden regionale warmte structuur te ontwikkelen.