Janna van Grunsven ontvangt Veni beurs
4E Cognitie en de Ethische Waardering van Technologisch Gesitueerde Belichaamde Levens
In ons dagelijks leven zien en reageren we vaak moeiteloos adequaat op elkaars belichaamde handelingen en expressies: je ziet de buschauffeur glimlachen terwijl je de bus instapt en je lacht haast automatisch terug; je voelt je kind rillen van de kou en meteen probeer je haar op te warmen met een omhelzing. Het gemak waarmee we dit doen is zo alledaags dat we er nauwelijks aandacht aan besteden, maar het kenmerkt een terloopse manier waarop we zichtbaar voor elkaar zijn als belichaamde expressieve zingevende personen die interactie-waardig zijn. Ik noem deze zichtbaarheid morele zichtbaarheid.
Morele zichtbaarheid en technologie
In mijn Veni onderzoek ik hoe onze morele zichtbaarheid en, nauw hiermee vervlochten, ons welzijn als belichaamde expressieve personen, beïnvloed kan worden door technologie, zowel in positieve als negatieve zin. Binnen de ethiek is hier nog geen aandacht voor. Het is echter belangrijk om dit inzichtelijk te maken, aangezien niet iedereen kan rekenen op dezelfde terloopse morele zichtbaarheid die ik zojuist schetste. Zoals ik bespreek in eerder onderzoek worden bijvoorbeeld veel lichamelijke expressies van niet-sprekende autistische mensen vaak onterecht gezien als pathologisch en betekenisloos. En dat heeft consequenties voor hun welzijn. Als je niet wordt gezien in je volledigheid als expressief zingevend interactie-waardig persoon blijft veel participatie in gedeelde zingeving ook buiten bereik.
Mede door Ondersteunde Communicatie Technologie is dit beeld van niet-sprekende autistische mensen verbeterd. Maar technologie kan ook juist onze morele zichtbaarheid op het spel zetten. Zo kunnen exoskeletons de lichamen van mensen met een mobiele beperking framen als sub-optimaal–als iets waar wat aan verbeterd moet worden. En Ambient Assisted Living technologies kunnen de ouder-wordende belichaamde mens reduceren tot een zorg-probleem dat gemonitord moet worden. Hoewel deze technologieën ongetwijfeld menselijk welzijn willen bevorderen, moeten we ook kritisch kijken of ze niet onbedoeld bijdragen aan een exclusieve technologische omgeving waarin sommige lichamen minder moreel zichtbaar zijn.
Nieuw ethisch denkkader
Omdat de ethiek hiervoor nog onvoldoende handvaten biedt, zal ik een nieuw ethisch denkkader ontwikkelen. Dit denkkader zal gefundeerd zijn op inzichten uit de 4E stroming in de Cognitiewetenschap. 4E Cognitie toont aan dat we de belichaamde expressies van andere mensen vaak direct als betekenisvol en als interactie-waardig zien vanuit gedeelde pragmatische contexten–contexten die mede gevormd zijn door technologische artefacten die beïnvloeden welke handelingen en expressies we als gepast, betekenisvol, en interactie-waardig zien. Vanuit dit 4E beeld wil ik begrijpen hoe sommige mensen minder moreel zichtbaar kunnen zijn. De technologische gevormde wereld, die dient als context voor belichaamde interactie en gedeelde zinsgeving, is niet voor iedereen even toegankelijk vormgegeven. Omdat 4E Cognitie nog niet is ontwikkeld tot ethisch denkkader zal ik de impliciete ethische dimensies van 4E expliciet en concreet moeten maken. Dit doe ik door innovatieve verbanden te leggen tussen 4E, ethiek, techniek filosofie, disability studies, en Human-Computer-Interaction. Op basis hiervan zal ik normatief-ethische richtlijnen bieden voor technologie-ontwikkeling. Deze richtlijnen zullen gestoeld zijn op een inclusiever begrip van het welzijn van de belichaamde expressieve interactie-waardige mens die wij allemaal zijn.