Moordverdachten sneller in beeld dankzij nieuwe methode
Delftse promovendus Daan Sutmuller heeft in samenwerking met de politie een nieuwe, effectieve methode ontwikkeld die moordonderzoeksteams ondersteunt bij het sneller verzamelen en prioriteren van interessante personen in het onderzoek. De veelbelovende methodiek moet het onderzoekswerk behapbaar maken en ervoor zorgen dat meer moordzaken worden opgelost. Sutmuller promoveerde 7 oktober 2021 met zijn proefschrift ‘Moordonderzoek in het digitale tijdperk’.
Complexiteit van opsporingsonderzoek
Hoewel het aantal moorden de afgelopen decennia wereldwijd is gedaald, is in dezelfde periode het percentage onopgeloste moordzaken toegenomen. Door de digitalisering van de samenleving zijn er steeds meer data beschikbaar voor rechercheurs om een moord op te lossen. Denk bijvoorbeeld aan beveiligingscamera’s die het straatbeeld vastleggen en databases met persoonlijke gegevens. Hoe besluit je uit al die gegevens welke personen interessant zijn in een moordonderzoek? Daar is nog maar weinig over bekend. Het interpreteren en wegen van tactische aanwijzingen, variërend van de ooggetuigenverklaring tot zeer geavanceerd digitaal en forensisch bewijs, en het van daar komen tot een verdachte in moordonderzoeken is steeds complexer geworden door die enorme bulk aan beschikbare gegevens.
Effectieve methode
Sutmuller, die naast zijn promotieonderzoek werkzaam is als recherchepsycholoog bij de politie, vindt dat het beter kan: ‘Bij ieder onderzoek moet een team weer bij nul beginnen, bijvoorbeeld om vast te stellen wat een aanwijzing waard is. Iedere keer moesten dezelfde voors- en tegens worden gewogen. Ik wilde een effectieve methode ontwikkelen die de politie ondersteunt bij het verzamelen en prioriteren van ‘interessante personen’ zodat meer zaken kunnen worden opgelost.’ Net zo belangrijk was dat de methode tunnelvisie bij het onderzoeksteam vermindert en gebruikt kan worden binnen de bestaande wetten voor privacy. Hij ontwikkelde de case specific elements library (C-SEL); een veelbelovende methode die betere resultaten boekt dan de huidige gebruikte methodes.
Bibliotheek met bouwstenen
De ontwikkelde methode is eigenlijk een soort bibliotheek waarin tactische aanwijzingen een bepaalde waarde hebben gekregen. Deze aanwijzingen zijn bouwstenen die gebruikt kunnen worden om te bepalen welke personen interessant zijn in een moordzaak om nader onderzoek naar te doen. Met de bouwstenen wordt het rechercheteam vervolgens in een bepaalde richting gewezen om de dader te vinden. Het model is transparant waardoor in een oogopslag duidelijk is welke keuzes er gemaakt zijn. Dat is handig wanneer een onderzoek wordt overgedragen of als het een cold case betreft.
Wat maakt C-SEL anders?
De C-SEL methode onderscheidt zich op drie punten van de huidige methodes. Het al dan niet opnemen van personen in het onderzoek gebeurt bij C-SEL op basis van ‘gelegenheid en motief’ in plaats van ‘gelegenheid en middelen’. Daarnaast is door een groep van 107 experts een waarde toegekend aan verschillende tactische aanwijzingen. De onderliggende factoren ‘relevantie’ en ‘geloofwaardigheid’ van een tactische aanwijzing zijn daarnaast meegewogen op basis van een model dat specifiek is ontwikkeld om bewijs te interpreteren in strafrechtelijk onderzoek.
Positieve testresultaten
C-SEL is getest in drie Nederlandse moordzaken waarin sprake was van één dader en één slachtoffer. De resultaten zijn veelbelovend. ‘De dader is in alle drie de gevallen opgenomen in de bovenste 5% van interessante personen in het onderzoek. Het opgenomen aantal interessante personen is gemiddeld lager dan bij de huidige methodes, wat betekent dat het onderzoeksteam dus effectiever kan werken’, aldus Sutmuller. Het model kan worden gebruikt binnen de bestaande privacy wetgeving en bevat elementen die de kans op tunnelvisie verkleinen. ‘Natuurlijk is het niet zo dat we nu blind kunnen vertrouwen op deze methodiek. Er moet nog veel getest worden, bijvoorbeeld door het in te zetten in al opgeloste zaken, in cold cases en lopende zaken. En het model krijgt nog een gebruiksvriendelijke interface en moet worden gevat in een softwarepakket, maar ik ben wel heel enthousiast over de eerste resultaten.’