Veel steden ontstaan aan de oever van een rivier, maar dat betekent niet dat stad en water per definitie in elkaar geïntegreerd zijn. Promovendus Claudiu Forgaci onderzocht hoe beter ontworpen riviercorridors kunnen bijdragen aan een veerkrachtige en leefbare stad.
De Franse hoofdstad Parijs verbant sinds 2006 elke zomer het drukke autoverkeer van de oevers van de Seine en tovert ze om tot kunstmatige stranden. Paris-Plages ('Stranden van Parijs'), zoals het initiatief is gedoopt, is een extreem voorbeeld van een trend die wereldwijd in veel meer steden te zien is: rivieroevers worden veranderd in aangename verblijfsgebieden met ecologische en sociale waarde. “Een hoge kwaliteit buitenruimte langs het water draagt bij aan een gezonde stad, gezondere inwoners en gezondere recreatiemogelijkheden,” zegt Forgaci. “Het kan chronische stress verminderen waarmee veel steden te maken hebben.”
In zijn promotieonderzoek 'Integrated Urban River Corridors' verrichtte hij een transdisciplinaire ontwerpstudie in antwoord op vier hoofdproblemen waarmee riviercorridors te maken hebben. Rivieren in steden zijn vaak fysieke barrières als gevolg van ingrepen van ingenieurs. Die zijn veelal bedacht ter voorkoming van overstromingen, maar leiden lang niet altijd tot minimalisering van het overstromingsrisico. Daarnaast hebben stedelijke rivieren door alle fysieke maatregelen veelal hun ecologische en sociale functie verloren.
Twee rivieren in Boekarest
Op welke manier is daarin verbetering te brengen, vroeg Forgaci zich af. Hij formuleert in zijn proefschrift een aantal ontwerpprincipes. Daarmee zoomt hij in op de situatie in Boekarest. De Roemeense hoofdstad wordt doorsneden door twee rivieren. De Dâmboviţa is gekanaliseerd tot een betonnen bak die het centrum van de stad in tweeën snijdt. Het meeste rivierwater is, samen met rioolwater, weggewerkt in een ondergronds kanaal – slechts een klein beetje helder water is zichtbaar aan het oppervlak. De tweede, de rivier Colentina, verbindt aan de noordzijde van de stad een serie meren.
Vooral eerstgenoemde rivier is problematisch. Het drukke autoverkeer op de rivieroever maakt de Dâmboviţa haast onbereikbaar voor voetgangers. De Colentina is beter bereikbaar, omdat de groene corridors langs de rivier al in de communistische tijd functioneerden als recreatiegebied voor de arbeiders van de stad. Maar net als in de andere rivier vermindert de betonnen afwerking ontwikkeling van ecologische kwaliteiten. Ongecontroleerde stedelijke ontwikkeling na de val van het communisme en verkoop van grote stukken rivieroever aan rijke Roemenen heeft de integratie van riviercorridors en stad bovendien verder bemoeilijkt.
Het belang van ruimtelijke kwaliteit
Voor zijn onderzoek interviewde Forgaci 22 experts uit diverse disciplines over de problemen en de potenties van de twee rivieren. Het geeft een breed beeld van revitaliseringsmogelijkheden voor een stad die verslaafd is aan de auto en onverschillig over ecologie en milieu. Moet het autoverkeer worden geweerd aan één of misschien zelfs aan twee kanten van de Dâmboviţa? Het zou wandelaars en fietsers toegang geven tot de oevers en nieuwe ontmoetingsplekken creëren. Zijn er kansen voor groene oevers en waterrecreatie? Of is een netwerk van groene lapjes het hoogst haalbare? “Het is in Boekarest een kwestie van een lange adem, maar het bewustzijn van het belang van ruimtelijke kwaliteit groeit,” denkt Forgaci. “Betere integratie van de rivieroevers in het stedelijk weefsel kan de weerbaarheid van de stad verhogen. Daarbij gaat het niet alleen om vermindering van het overstromingsrisico, maar ook om verbetering van het leefklimaat – bijvoorbeeld door afname van hitte-eilanden en vervuiling en door creëren van publieke ruimte op de rivieroevers.”
De ontwerpinstrumenten die hij ontwikkelde voor riviercorridors testte Forgaci in een multidisciplinaire ontwerpworkshop in Boekarest. Die kreeg in maart van dit jaar een vervolg in het Amsterdamse onderzoeksproject ‘I surf’, met financiering van NWO.