Het is de grootste nachtmerrie van elke fietser: regen. Maar inmiddels doen er al 10 projecten een dansje als het weerbericht donkere wolken voorspelt, want hier wordt door Bluebloqs regenwater opgevangen zodat het gebruikt kan worden in tijden van droogte. Kostbaar drinkwater uit de kraan blijft op deze manier bespaard, wat nog steeds veel voor de bewatering van parken en sportvelden wordt gebruikt. Regen wordt zo een zegen, dat zullen zelfs de fietsers beamen. Karina Peña, CEO van Field Factors, die de Bluebloqs technologie aanbiedt, vertelt erover.
Hoe ontstond het idee voor Bluebloqs?
“Tijdens een hevige regenbui in Amsterdam viel het mij, en mede-oprichter van Field Factors Wilrik Kok (tevens TU Delft alumnus) op dat het water op straat moeilijk wegliep; de riolering was overbelast. Het zette ons aan het denken: waarom gebruiken we eigenlijk riolen om water uit de stad weg te voeren, om vervolgens via andere leidingen water aan te voeren? Waarom vangen we regenwater niet op waar het valt, om het vervolgens weer lokaal te gebruiken? Zo ging het balletje rollen.
Bluebloqs wil de natuurlijke watercyclus herstellen op een plek waar we het hard nodig hebben: de stad. Tegelijkertijd willen we de stad met vegetatie groener maken, daar heb je water voor nodig. We doen dat op een manier die in Nederland, in de kassen van het Westland, al langer wordt toegepast: diepinfiltratie. Door water onder de grond op te slaan hoeft onze innovatie weinig kostbare stedelijke ruimte in te nemen maar zorg je toch voor voldoende opslagcapaciteit van regenwater. Met slechts 15 millimeter regenberging vang je al 95% van de jaarlijkse neerslag op.”
Welke successen zijn tot nu toe geboekt?
“Best veel. De ondersteuning van onderzoeksinstituut KWR, om de werkzaamheid van onze technologie te valideren, heeft ons enorm geholpen.
Ook de front runners die de pilot projecten in Rotterdam, Delft en Madrid met ons aandurfden, toen we nog volop in ontwikkeling waren, zie ik als een groot succes. Ons project met het klimaat adaptieve voorplein van Diergaarde Blijdorp in Rotterdam is een sterk voorbeeld, vind ik.
Inmiddels hebben we de nodige innovatieprijzen gewonnen, waarvan de meest recente de Urban Water Challenge is. Uit 235 inzendingen uit 44 landen zijn we gekozen, dat is een bevestiging dat we goed bezig zijn. Het besef groeit dat schoon water niet vanzelfsprekend is.”
Met welke uitdagingen hebben jullie te maken gehad?
“Ook best veel. De grootste is toch wel de Nederlandse watersector zelf. De watersector is erg traditioneel waardoor innovaties niet zomaar geïmplementeerd worden. Anders kijken naar een watersysteem dat al jaren onveranderd is gebleven, heeft tijd nodig. We moesten een andere mindset inspireren.
Regelgeving loopt ons regelmatig voor de voeten, waardoor we soms moeten wandelen waar we willen rennen. Dat maakt de plaatsing van ons prototype bij The Green Village, op TU Delft Campus, van groot belang. Hier kunnen we de juiste mensen overtuigen van onze innovatie.”
Hoe ziet de toekomst eruit?
“We zitten in een mooie, uitdagende fase: we optimaliseren onze technologie en proberen tegelijkertijd op te schalen. Binnen Nederland, maar ook internationaal.
Waar we veel meerwaarde in zien, is samenwerking. Dat doen we al sinds onze oprichting met de TU Delft en verschillende ingenieursbureaus. Dat willen we blijven doen.”
Waarom is het goed dat deze innovatie nu ‘de wereld over gaat’?
“We hebben water in de stad voor alles nodig: om de stad groener te maken, om de stad koeler te maken en om de stad in de toekomst leefbaar te houden. Wij zijn ervan overtuigd dat we de waarde van water lokaal kunnen benutten in plaats van zo snel mogelijk af te voeren. Die boodschap willen we verkondigen.”