De robotic trinity
Robots, big data & internet of things
“Robots die ouderen verzorgen. Dat is hét schrikbeeld van velen, nu de mogelijkheden van ondersteuning van mensen door machines groter zijn dan ooit” en “De snelle ontwikkeling van robots roept veel morele vragen op.” – Ad Ermstrang, ‘Robots als mensen: de nieuwe torenbouw van Babel’, Reformatorisch Dagblad, 8 januari 2018.
Als je in 2050 een robot tegenkomt, dan kom je eigenlijk de fysische manifestatie van big data tegen
Ir. Dr. C.J.M. (Chris) Verhoeven, universitair hoofddocent micro-elektronica en thema-leider zwerm-robotica bij het TU Delft Robotics Institute, voorziet een grote rol voor robots en heeft een duidelijke visie op hoe slim en autonoom die robots gaan zijn.
De maatschappij heeft behoefte aan autonomie van de dingen om ons heen en robots gaan die behoefte vervullen. De opkomst van robots is echter niet los te zien van big data en het internet of things. Met deze robotic trinity als basis zijn we niet meer eigenaar van hardware, maar van gedrag. Jij stapt in Spanje in een autonome auto en op dat moment wordt die auto jóuw auto. Jouw gewenste rijgedrag komt uit de space-cloud, een zwerm nano-satellieten vol geheugen. De zorgrobot, de robothond en de thermostaat op je vakantieadres reageren eveneens op jouw historische gedrag voordat je ook maar één commando gesproken hebt.
Het is hierbij belangrijk te onderkennen hoe het precies met die behoefte aan autonomie zit. Zo heeft de romeinse ruiter nooit de behoefte gehad de controle te hebben over de spieren van zijn paard. De ruiter stuurt aan, het paard loopt, en op elkaar ingespeeld zijn ze een razendsnelle, wendbare, veilige unit. Ook de zelfrijdende auto laten we ‘in control’ over hoe en langs welke route van A naar B te rijden, maar met ons ‘in command’. Autonoom gedrag, onder ons toezicht en onder onze verantwoordelijkheid.
Op verschillende niveaus van intelligentie hebben wij autonome apparaten in onze omgeving nodig
Een autonome robot betekent ook: géén centrale aansturing, want dat zet de deur open voor kwaadaardigheid. De robots staan in contact met de cloud en halen hun mogelijkheden uit big data, maar ze zijn zelf inherent veilig doordat ze een minimum aan autonome code hebben. De cloud, of hackers, kunnen autonome auto’s dus niet instrueren tegen een muur aan te rijden. Die autonomie vraagt om enkele hele belangrijke regels code. Hoe die precies te formuleren is een openstaande uitdaging. Wij kijken hiervoor naar het gedrag van dieren. Welke eenvoudige regels liggen ten grondslag aan hun succesvolle gedrag, solitair of als zwerm? Daarnaast moeten we realistisch zijn. Er zal heus weleens een ongeluk gebeuren met een robot, maar dat gebeurt nu ook al met dieren en met niet-autonome auto’s.
De acceptatie van autonome robots is sowieso een uitdaging. We zijn als mens dit soort autonomie niet meer gewend en we moeten dat weer geleidelijk aanleren. Hiervoor werken wij samen met de faculteit Industrieel Ontwerpen. Denk hierbij in eerste instantie aan haptische terugkoppeling, zoals een gaspedaal dat moeilijker in te trappen is als je dicht achter een voorganger rijdt. Tenzij de cloud aangeeft dat dit in jouw geval veilig is.
Over tien jaar zijn we niet alleen gewend aan autonomie, maar eisen we dat zelfs. Robots zijn dan geaccepteerd als nieuwe dieren en die hebben we als maatschappij al getemd. We weten ermee om te gaan. Daarvoor dienen robots voorspelbaar gedrag te vertonen. De Delfly en ZEBRO bewegen bijvoorbeeld op een voorspelbare manier doordat ze een soort van kop hebben, die richting aangeeft. Het ontbreken van deze uiterlijke kenmerken maakt een quadcopter drone onberekenbaar en beangstigend.
In 2050 is de plaats van de robot in de maatschappij die ter ondersteuning. Denk hierbij aan een ingespeeld team, misschien zelfs samen opgeleid, van een zorgverlener met een zorgrobot. De robot neemt de zware handmatige taken op zich zodat de zorgverlener zich kan toeleggen op empathie. Warmte moet nu eenmaal van mensen komen. Alhoewel ik moet toegeven dat het afscheid van mijn tien jaar oude Skoda 130 me niet koud liet, en dat was niet eens een robot.
Tekst: Martijn Engelsman | Foto: Mark Prins | Januari 2018