‘In alles wat ik doe, wil ik graag weten hoe dingen zitten’
Begin september ontving luchtvaarthoogleraar Max Mulder de Leermeesterprijs 2021, omdat hij dit jaar de hoogleraar is die naast excellentie in onderwijs en onderzoek een bijzondere uitstraling heeft op studenten, promovendi en collega’s, en voor de TU Delft als geheel.
Bij de officiële prijsuitreiking vroeg rector magnificus Tim Van der Hagen zich hardop af wat het geheim is achter jouw succes. Hij zei dat jij als leermeester niet alleen alles moet weten van technologie, maar ook van menselijk gedrag. Klopt dat?
“Ik denk dat Tim dat goed gezien heeft. Niet dat ik mensen uitgebreid ga zitten analyseren, maar - en dat is moeilijk over jezelf te zeggen - ik denk dat ik gemakkelijk in de omgang ben. Ik ben iemand die graag mensen erbij wil hebben en houden. Ik wil dat ze het naar hun zin hebben, dat het veilig is en dat iedereen wordt gerespecteerd.”
Hoe komt het dat jij daar zo goed in bent?
“Een deel komt door wie je bent en wat je meekrijgt van thuis. Maar een deel komt ook doordat ik breder geïnteresseerd ben dan veel van mijn collega’s. Loes (zijn vrouw, red.) zegt altijd: Max, jij bent niet echt een ingenieur. Dat is voor een deel wel waar. Ik vind het leuk om sommetjes te maken en te begrijpen hoe dingen werken, maar ik had net zo goed geschiedenisleraar kunnen worden. Het Romeinse Rijk fascineert mij bijvoorbeeld mateloos en de Tweede Wereldoorlog vind ik ontzettend interessant.”
Leer je daarvan hoe mensen zich kunnen gedragen?
“Ja precies. Doordat je niet alleen in de wiskundeboeken zit, maar ook boeken leest van allerlei schrijvers, krijg je meer begrip over de vele verschillende levens die andere mensen hebben gehad.”
Als hoogleraar houd je je ook bezig met menselijk gedrag en technologie. Wat onderzoek je precies?
“Mijn groep werkt aan mens-machinesystemen. We weten dat we niet alles kunnen automatiseren in de luchtvaart. De mens moet een bepaalde rol blijven spelen als ultieme probleemoplosser en als supervisor van een heel systeem. Hoe zorg je dat een mens daartoe in staat wordt gesteld? We bedenken welke informatie je op welke manier aan piloten in een cockpit zou moeten aanbieden en we bouwen een deel van de automatisering.”
Valt er wel iets te verbeteren nu er nauwelijks nog vliegtuigongelukken gebeuren?
“Het vakgebied wordt kleiner, enerzijds omdat luchtvaart is geëvolueerd tot een superveilig transportmiddel. Anderzijds staat men nu voor een veel grotere uitdaging: duurzaamheid. Dat is het grootste probleem. Er gaat veel onderzoeksgeld naartoe en daar ben ik het ook honderd procent mee eens.”
Wat is de grootste onderzoeksuitdaging voor jouw groep?
“Wij hebben in Nederland een heel grote airline en dus veel vliegers die training nodig hebben. Daardoor is de simulatorenindustrie hier zo groot. Met mijn groep kijk ik naar de techniek: hoe maak je een simulator zo dat een piloot hetzelfde voelt als in een echt vliegtuig? Dat is moeilijk, want een simulator staat op de grond, en heeft korte pootjes die je niet oneindig uit kunt trekken. Je moet dus allerlei trucjes uitvoeren om een mens de illusie te geven dat hij echt aan het vliegen is.”
In een academische loopbaan moet je ongelooflijk veel tijd stoppen
Mijn grootste uitdaging is om scherp te blijven in de wetenschap, zei je toen je als net gestarte hoogleraar veel tijd kwijt was met het managen van onderzoek. Hoe is dat nu?
“Mijn belangrijkste uitdaging is nu om afstand te nemen. Ik heb jongere medewerkers die voor een deel met mij samen en voor een deel op hun eigen onderzoekslijn werken. Dat je niet alles meer zelf kunt doen, heb ik altijd lastig gevonden, want ik ben echt een veelvraat. Ik zie steeds interessante dingen, waarvan ik wilde dat ik mee mocht doen. Maar dat kan niet, want dan zit ik anderen in de weg. Ik probeer mezelf scherp te houden door colleges te geven en zelf publicaties te schrijven.”
Je staat erom bekend dat je alles zo goed uitlegt in je colleges.
“Dat vind ik superbelangrijk. Ik ben zelf niet iemand die dingen heel snel begrijpt. Ik had als student vaak veel vragen en dacht dan: ben ik nou de enige die dit niet snapt? Gelukkig is Delft erg veranderd sinds ik er ben gaan studeren in 1986. Ik herinner me dat als ik iets niet snapte en naar een docent toe stapte, men vond dat ik een domme vraag stelde. Als je het niet snapte, dan hoorde je niet in Delft thuis.”
Is de prestatiedruk voor onderzoek en onderwijs toegenomen in de loop der jaren?
“Dat heb ik nooit gevoeld. Ik heb in die zin altijd geluk gehad. Van mijn subsidieaanvragen haalde ik de helft meestal wel binnen. Maar op een gegeven moment verandert je rol en moeten de jonge mensen onderzoeksvoorstellen indienen. Inmiddels zijn de slagingspercentages dramatisch. Je moet nu acht voorstellen schrijven en dan wordt er misschien - als je mazzel hebt - eentje goedgekeurd. Als ik naar die jonge mensen kijk, dan zie ik superslimme gasten die gewoon zitten te verpieteren omdat er veel te weinig geld is voor onderzoek. Ik denk dat dat een van de allergrootste problemen is waar universiteiten mee zitten.”
Als nieuwe hoogleraar zei je ook dat het leven heel kort is. Waarom zei je dat?
“In een universitaire academische loopbaan moet je ongelooflijk veel tijd stoppen. Dat heb ik een groot deel van mijn leven gedaan. Toen ik hoogleraar werd, dacht ik: wat nu? Ik kan zo door blijven gaan en nog veel meer publiceren en papers schrijven, maar ik wilde ook andere dingen doen. Ik wilde mijn hele leven al piano spelen, dus dat ben ik gaan doen.”
Hoe gaat het pianospelen nu?
“Het is moeilijk. De toetsen aanraken in de juiste volgorde, dat lukt nog wel. Maar de snelheid is heel lastig te leren, net als de dynamiek in elke toetsaanslag. Ik kan dus stukken spelen, maar er zit weinig afwisseling in. Als mijn pianoleraar hetzelfde stuk speelde, dacht ik: ik kan net zo goed stoppen. Dat ik er niet eerder mee begonnen ben, is het enige waar ik spijt van heb.”
Zou je nog iets anders willen leren?
“Fotografie. Dat is een deel ambacht, maar je hoeft tenminste geen goede fijne motoriek te hebben. Vaak sta ik met mijn supersjieke camera stoer te doen en allerlei foto’s te nemen, terwijl Loes met haar mobieltje snel wat foto’s neemt. Haar composities blijken vaak oneindig veel mooier. Misschien is dat talent ook niet aan mij gegeven, maar ik vind het wel erg leuk om te doen.”
Je werkt hier nu 28 jaar. Waarvoor kom jij elke dag weer je bed uit?
“Er komen hier altijd jonge slimme studenten onze kant op. Dat is ongelooflijk luxe en inspirerend. Daarnaast is de essentie van onderzoek dat je altijd nieuwe dingen aan het doen bent. En laat ik nou net iemand zijn die gewoon erg nieuwsgierig is en heel graag dingen uitzoekt. Daar word ik dan ook nog voor betaald. Onvoorstelbaar vind ik dat.”
Waar komt die nieuwsgierigheid vandaan?
“In alles wat ik doe, wil ik graag weten hoe dingen zitten. Vroeger zat ik helemaal in de muziek. Niet alleen omdat ik muziek mooi vond, ik wilde bij sommige bands ook weten: waar halen ze dit vandaan? Hoe hebben ze dit bedacht? Dan ging ik kijken naar welke muziek die bands luisterden. Op een gegeven moment vond ik muziek waarvan ik dacht: dat was iemand die totaal andere dingen deed! Neem nou punkmuziek, al was ik meer van de new wave, want punk vond ik te simpel. New wave was wat romantischer en voor de doemgeneratie, daar associeerde ik me mee. Joy Division vond ik de beste band ever. Ik dacht: allemachtig, dit gaat zo diep mijn hart in, waar komt dit vandaan, hoe hebben die jongens dat gedaan? Dat vond ik geweldig om uit te zoeken.”
In je speech na de prijsuitreiking zei je dat mensen in de zaal moesten onthouden dat een leermeester zijn niet alleen gaat over je hoofd en de inhoud, maar over je hart en ziel waarmee je alles doet. Wat verwacht je dat deze prijs met jou zal doen?
“De eerste dagen waren zwaar emotioneel. Daarna zat ik op een soort roze wolk. Ik was de vriendelijkste man op aarde op dat moment en tegen iedereen deed ik lief en aardig. Daar ben ik inmiddels wel vanaf hoor. Wat ik hoop is dat ik mijn talenten nog beter voor anderen kan inzetten. Bij de prijsuitreiking ontmoette ik een aantal mensen die zich afvroegen wat een goede docent is. Misschien kan ik hen helpen met de dingen waarvan ik denk dat het mij een goede docent heeft gemaakt. Hopelijk komen er dan nog meer goede docenten.”