Lichamen lokaliseren

Zoeken naar vuurwapens of menselijke resten tot wel meters diep in de grond. Makkelijker gezegd dan gedaan.

Bij het opsporen van wapens kan iedereen zich een voorstelling maken, maar hoe zoek je naar menselijke resten in een stugge kleibodem? Studentes Claire Mulder en Frederikke Hansen (applied earth sciences) weten het. Zij onderzochten met behulp van verschillende scan- en meettechnieken of en hoe je een lichaam onder de grond kunt lokaliseren. 

Radargrams

Het onderzoek, onderdeel van hun bachelor eindproject, voerden ze uit op twee totaal verschillende locaties: de TU-campus en de forensische begraafplaats van het Amsterdam Medisch Centrum (AMC). Die brachten ze in kaart met behulp van een apparaat voorzien van electrical resistivity tomography (ERT) en een ground  penetrating rader (GPR).

De GPR werd ingezet om tweedimensionale beelden te creëren, zogeheten radargrams, die reflecties in de grond tonen. Gebruik van ERT vergde meer inspanning. “Hiervoor moesten honderd stalen pinnen de grond in”, legt Mulder uit. “Aan de hand van een bepaald patroon stuur je vervolgens stroom de grond in en meet je de weerstand van de grond.”

In eerste instantie scanden Mulder en Hansen de grond achter de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen. “We zochten twee tonnen die daar in 2018 voor een ander eindproject waren begraven”, legt Hansen uit. “Een actie zo spontaan, dat zelfs de TU daar geen weet van had. De studenten zijn de coördinaten van die tonnen zelfs kwijtgeraakt”, lacht Hansen.

Foto © Sam Rentmeester

Gelukkig vonden de twee de vaten snel terug en lonkte het echte werk in Amsterdam. Op de forensische begraafplaats, de enige en eerste in Europa, liggen drie lichamen begraven. Ook is er een leeg graf. Een unieke locatie, niet in de laatste plaats omdat het onderzoek van Mulder en Hansen hierdoor het eerste ooit was op Nederlandse bodem. “Er zijn weinig van dit soort plekken op de wereld”, legt Hansen uit. “Onderzoekers maken normaal gesproken gebruik van varkens, maar het vetgehalte, de aanwezige enzymen en chemicaliën in varkenslijken zijn niet vergelijkbaar met die in menselijke resten.”

Deze wetenschappelijke primeur bracht flinke uitdagingen met zich mee. Omdat de forensische begraafplaats pas vorig jaar is vrijgegeven, was nog niet nagedacht over welke experimenten er konden vinden. Hansen: “Zo lagen de twee graven die wij bestudeerden tegen een metalen hek aan. Metaal interfereert met de signalen van de GPR, dus die resultaten waren niet bruikbaar.” Juist deze informatie bleek nuttig. “Zij weten nu dat ze lichamen in het vervolg niet in de nabijheid van een hek moeten begraven.”

Daarnaast registreerden de twee een verschil tussen grond waar een lichaam lag en grond waar geen lichaam lag. “Voor de politie waardevolle informatie, want zo kan er gericht gegraven worden zonder hele locaties open te breken”, aldus Mulder. 

Frederikke Hansen en Claire Mulder (Civiele Techniek en Geowetenschappen) schreven afzonderlijk een scriptie over hun bevindingen. Hansen over de inzet van GPR-methoden voor forensisch onderzoek, Mulder over het gebruik van ERT. Het bachelor eindproject kwam voort uit een samenwerking tussen de TU Delft en het Nederlands Forensisch Instituut.