‘Ik was een berekenende student’

De Leidse hoogleraar wetenschapscommunicatie Ionica Smeets is verkozen tot Alumnus van het Jaar van de TU Delft. “Mijn studieadviseur op de middelbare school dacht dat wiskunde voor mij te gemakkelijk zou zijn.”

Je koos voor de bachelor informatica en switchte na een jaar naar technische wiskunde. Waarom?

“Ik twijfelde tussen wiskunde, Nederlands, Taal- en Cultuurstudies en de Toneelschool. Vrij extreem, maar als je goed bent in bètavakken, moet je daar wat mee en kun je andere hobby’s ernaast doen. Mijn vader is ook ingenieur en dus ging ik naar de TU Delft. Ik dacht aan toegepaste wiskunde, maar dat werd me afgeraden want informatica was in 1998 hét vak van de toekomst. Mijn studieadviseur op de middelbare school maakte de achteraf hilarische opmerking dat hij dacht dat wiskunde te gemakkelijk voor mij zou zijn. Te gemakkelijk? Hoe kan wiskunde nu ooit te gemakkelijk zijn? Dat kun je zo moeilijk en abstract maken als je maar wilt!”

Wat gaf de doorslag?

“Ik heb me laten overhalen door het argument dat als je informatica doet, je ook wiskunde en programmeren krijgt. Ik haalde mijn eerste jaar, maar vond het tamelijk vreselijk. Ik zat bij studievereniging Christiaan Huygens en had het idee dat wiskundigen leuker waren, net als hun studie en docenten. De toenmalige decaan zei bij mijn propedeuse-uitreiking: als je je propedeuse hebt gehaald is het een formaliteit om je studie af te maken, want daarna is de uitval nul. Dan kan ik stoppen, dacht ik.”

Wat was je voor student?

“In het begin was ik erg braaf, ik ging niet echt uit. Als ik naar bandjes ging dronk ik een appelsap of een cola en kwam na afloop de vader van een vriendin ons ophalen. Dat brave is wel veranderd toen ik in een vrij wild studentenhuis aan de Choorstraat kwam wonen. Ik ging veel uit, maar studeerde vrijwel nominaal. Ook had ik veel bijbaantjes: ik werkte bij de bibliotheek, deed de kaartverkoop bij een theater, ben voor Delta gaan schrijven en deed de leuke dingen bij de studievereniging. Ik was best een berekenende student want ik keek naar wat de minimale eisen waren om het goed te doen.”

Was je een zesjesstudent?

“Nee, een cum laude strever. Ik zocht uit wat nodig was om een negen te halen, maar deed niet veel méér dan dat. Suf natuurlijk. Ik weet nog dat er een vak was waarbij gezegd werd dat je vier uur aan een opdracht moest besteden. Die opdracht was veel te moeilijk. Anderen gingen daar dan drie dagen aan werken en ik dacht: sorry er stond vier uur voor dus dan lever ik gewoon in wat ik na vier uur heb. Later vroeg ik me af of de docent dacht dat ik dom was of lui. En wat ik erger zou vinden.”

Als hoogleraar wetenschapscommunicatie onderzoek je de kloof tussen experts en algemeen publiek. Hoe staat het met die communicatie in Nederland?

“Dat is een beetje ambigu. Aan de ene kant gebeurt er veel en dat is positief. Je hebt lezingen, veel wetenschap op tv, reeksen populairwetenschappelijke boeken en de Universiteit van

Nederland. Veel daarvan is goed. Tegelijkertijd is veel nogal ad hoc en niet zo effectief. Dat vind ik soms pijnlijk. Je probeert als wetenschapper dingen te bewijzen en te laten werken, maar vervolgens klooi je in je communicatie maar wat aan. Jammer, en soms zonde van de tijd en de energie. Wat ik goed vind aan de communicatie van de TU Delft is dat zij zicht richt op studentenprojecten. Laat studenten zo’n Nuna bouwen en er lekker zelf over vertellen in plaats van een professor. Dat is een effectievere manier van communiceren dan allerlei persberichtjes sturen.”

Is dit effectiever om studenten te werven?

“Ook, maar het moet meer zijn dan dat. Een tijdje terug wilde ik een project doen gericht op de basisschool en dan vooral voor kinderen met een achterstand. Waarom zou je je op hen richten, zei iemand, die komen toch niet bij ons studeren. 

"Ik zocht uit wat nodig was om een negen te halen, maar deed niet veel méér dan dat"

Maar misschien komt dat juist doordat we er niets aan doen. Uiteindelijk worden zij wél de burgers die belasting betalen voor jouw werk, maar ook degenen van wie jij wilt dat ze je uitvindingen gebruiken. Het is altijd zinvol.”

Is het zo dat hoe meer mensen weten, hoe beter het is voor acceptatie of begrip?

“Dat is niet helemaal waar en dat is een van de vervelende dingen van dit vak. Kijk naar het vaccinatiedebat: tegenstanders zijn niet de mensen die er niets van weten. Het zijn juist mensen die er veel over hebben gelezen maar de informatie totaal anders interpreteren dan wij. Dat zie je ook in de klimaatdiscussie. In een fantastische studie kregen twee groepen die het niet eens waren over de ernst en gevolgen van klimaatverandering allebei dezelfde wetenschappelijk betrouwbare en goede informatie. Daarna waren ze het nóg meer met elkaar oneens. Ze haalden uit die tekst wat het beste bij hun standpunt paste.”

Foto (c) Sam Rentmeester

"Je probeert als wetenschapper dingen te bewijzen, maar vervolgens klooi je in je communicatie maar wat aan"

Wat kun je dan wél doen?

“Het eerste, en dat geldt ook voor ingenieurs, is proactiever zijn. Als je de eerste bent die iets vertelt, is het veel makkelijker dan wanneer iemand al een bepaald idee heeft en je daarover in discussie moet. Verder is veel wetenschapscommunicatie niet gericht op de doelgroep. In dat vaccinatiedebat is de toon vaak dat je debiel bent als je je kind niet vaccineert. Het is ineffectief om mensen neer te zetten als idioten en ze dan proberen te overtuigen. Het derde hangt daarmee samen: communiceer meer vanuit vertrouwen. Ik denk dat dat ook voor veel ingenieurs geldt. Ingenieurs binnen brede organisaties zitten vaak in een soort expertrol, maar krijgen hun verhaal niet over het voetlicht omdat ze het zo onhandig brengen.”

Zijn ingenieurs daar onhandiger in?

“Dat weet ik niet. Ik denk wel dat een nadeel is dat je getraind bent om het rationeel en stapsgewijs te brengen. Vaak helpt dat niet om mensen te overtuigen. Ik denk dat mensen eerder overstag gaan door een anekdote of een verhaal, maar dat moet dan wel onderbouwd zijn met feiten.”

Heb je meer tips voor ingenieurs?

“Ik had een tijdje terug twee conferenties in een week, één van civiel ingenieurs en één van kaakchirurgen. Bij de kaakchirurgen hoorde je fantastische verhalen over nieuwe behandelingen. Die mislukten bij tachtig procent van de patiënten, maar de kaakchirurgen vertelden enthousiast over die twintig procent. De civiel ingenieurs hadden supergave gebouwen gemaakt, maar het ging de hele dag over dingen die niet goed waren: betonrot en pilaren die niet goed stonden. Onder elkaar fouten bespreken is echt een ingenieursinstelling, maar naar buiten toe is het natuurlijk niet altijd het slimste. Een algemene tip is om eens wat meer terugkoppeling te vragen. Een vriend die natuurkundige is vroeg na afloop van een lezing aan een willekeurig iemand uit de zaal wat die onthouden had. Dat viel erg tegen.”

Kom je nog wel eens in Delft?

“Af en toe. Ik geef wel eens een gastcollege en laatst gaf ik een lezing voor mijn oude studie-vereniging. Ik heb net een studie gedaan met iemand uit Delft: Rolf Hut. Met hem en anderen onderzocht ik jargon in de hydrologie, hoe experts veelgebruikte termen in publieksteksten interpreteren en hoe leken dat doen. Experts bleken over het woord ‘rivier’ een ander idee te hebben dan het algemeen publiek, maar bij plaatjes waren beide groepen het eens. Als je wilt waarschuwen voor een overstroming, kun je maar beter zorgen dat mensen het goed begrijpen. Een plaatje is dan vaak zinvol.”

CV

Ionica Smeets (1979) haalde in 2005 haar master toegepaste wiskunde aan de TU Delft. Ze wilde daarna wetenschapsjournalist worden, maar promoveerde op aanraden van haar afstudeerbegeleider in 2010 aan de Universiteit Leiden op ‘On continued fraction algorithms’. Vervolgens deed ze bij Bas Haring onderzoek naar wetenschapscommunicatie. In 2015 werd ze hoogleraar wetenschapscommunicatie in Leiden. Ze werkt daarnaast al 14 jaar als wetenschapsjournalist. Ze schreef vier boeken en schrijft columns voor onder meer de Volkskrant, New Scientist NL, Kek Mama en tot 2014 voor TU Delta. Samen met Jeanine Daems had ze de blog wiskundemeisjes.nl. Daarnaast werkte ze mee aan tv-programma’s zoals Factcheckers, Eureka, De Slimste Mens en Zomergasten.