‘De materiële kant van het ontwerp dreigt te verdwijnen’
De faculteit Industrieel Ontwerpen, die dit jaar het vijftigjarig bestaan viert, heeft twee nieuwe vrouwelijke hoogleraren uit ‘eigen kweek’. Prof.dr.ir. Conny Bakker en prof.dr.ir. Ruth Mugge richten zich op broodnodige duurzaamheid in design.
De faculteit is trots op het feit dat er nu voor het eerst twee professoren aantreden die hun volledige opleiding bij Industrieel Ontwerpen hebben genoten. Hoe ervaren jullie dat?
Conny Bakker: “Wij zijn ook trots.”
Ruth Mugge: “Industrieel Ontwerpen is multidisciplinair, daarom zie je dat veel mensen van andere disciplines hier hoogleraar worden. Het is goed dat je je eigen studenten die kans ook kunt bieden. En we zijn een rolmodel voor vrouwelijke studenten.”
Zien jullie jezelf als rolmodel?
Bakker: “Zeker! We hebben onder studenten nu iets meer vrouwen dan mannen. Normaliter zou zich dat moeten weerspiegelen in het wetenschappelijk personeel. Nu hebben we de kans dat ietsje rechter te trekken. Ook vrouwen moeten zich kunnen identificeren met mogelijke wetenschappelijke carrières, anders dan de praktijk in gaan.”
Hebben jullie destijds rolmodellen in de opleiding gemist?
Bakker: “Ik ben in 1983 begonnen en in 1989 afgestudeerd en we hadden één vrouwelijke hoogleraar: Gerda Smets, op vormgeving. Dat was toen bijzonder, maar verder was ik er niet zo mee bezig. Gerda Smets was trouwens een Belgische. Opvallend is dat de eerste lichting vrouwelijke hoogleraren hier uit het buitenland kwam.”
Mugge: “Ik ben in 1995 begonnen en in 2001 afgestudeerd. Gerda Smets is een bekende naam, maar ik twijfel of ik les van haar heb gehad. Ik heb wel een rolmodel gemist, denk ik. Als vrouw is een carrière in de top toch iets minder logisch.”
En nu ziet de faculteit jullie als gidsen op haar route naar duurzaam design. Hoe ziet jullie specifieke onderzoeksgebied eruit?
Bakker: “Mijn onderzoeksgebied gaat over ontwerpmethoden voor duurzaam ontwerpen. Sinds 1992 is de wereld complexer geworden en het milieuprobleem urgenter. Hoe beoordeel je bijvoorbeeld de milieu-impact van een smartphone? Daar zit een hele infrastructuur achter, van satellieten tot datacenters en mobiele wifi-netwerken. Het wordt nog complexer met blockchain en internet of things. Technologieën kunnen helpen om productstromen en systemen duurzamer te maken, maar ze hebben ook een enorme footprint. Levert het genoeg op als je die technologieën gebruikt? Daar hebben we nog niet de goede antwoorden op.”
Professor Conny Bakker: “Hoe beoordeel je de milieu-impact van een smartphone?”. (Foto: Sam Rentmeester)
Mugge: “Ik richt mij op consumentengedrag, vanuit duurzaam perspectief. Hoe kijkt de consument naar producten en hoe gedraagt die zich. Hoe kun je ervoor zorgen dat consumenten positief kijken naar circulaire producten, zoals telefoons die een tweede leven krijgen? Bij antiek vinden mensen het prachtig dat het oud is. We kijken naar de perceptie, naar het product en naar hoe mensen zich gedragen als ze een product hebben. Hoe kun je ze ervan overtuigen hun telefoon langer te houden? Hoe kun je de ontwerper helpen duurzamer consumentengedrag te realiseren?”
Hoe kun je dat doen?
Mugge: “Door een product een verhaal mee te geven. Een afstudeerder van ons samen heeft een volledig zwart geverfde lamp ontwikkeld. Het was de bedoeling dat je daar de lengte van je kind in kraste. Elk jaar kon je via je lamp laten zien hoe je kind groeide. Vervolgens wordt die lamp bijzonder, uniek en onvervangbaar. Je gaat eerder repareren om het product te behouden. Dat kun je realiseren via het ontwerp.”
Wat hebben jullie in je gezamenlijke intreerede op 10 mei aan je toehoorders willen meegeven?
Bakker: “Ik heb zes veranderingen in visies geschetst die ik de laatste decennia in het vakgebied heb waargenomen. Ik wilde vertellen hoe die de ontwikkeling van methodes gaan beïnvloeden.”
Welke veranderingen zijn dat?
Bakker: “Eentje heet limits. Er was het idee dat door efficiënter produceren je economische groei én milieuwinst kon boeken. Daarvan weten we inmiddels dat het niet kan. We moeten dus nadenken over grenzen aan de groei en over alternatieve vormen van groei en wat dat betekent voor je methodes. De tweede heb ik radical change genoemd. Lang was het idee dat we alleen maar grote veranderingen bereiken door kleine stapjes te zetten. Dat is in veel gevallen waar, maar het wordt tijd na te denken over radicalere veranderingen die keihard nodig zijn door de urgentie. Ik wil laten zien dat ontwerpers een rol hebben in het laten zien van radicale maar spannende toekomstbeelden.
Professor Ruth Mugge: “Ik richt me op verschillende soorten consumentengedrag.” (Foto: Sam Rentmeester)
Een derde verandering heet confronting consumption en raakt aan het werkveld van Ruth. Er is lang een neiging geweest om het milieuprobleem af te wentelen op individuele consumenten, terwijl die vaak vastzitten in een systeem. We creëren bijvoorbeeld een infrastructuur met goedkope vluchten en zeggen vervolgens ‘je moet minder vliegen’. Zolang we die infrastructuren niet aanpakken, wordt het voor individuen ontzettend moeilijk hun gedrag te veranderen.
Verder heb je circulair ontwerpen. We moeten nadenken over wat er gebeurt met een product als het niet meer wordt gebruikt. En hoe we het een tweede en derde leven kunnen geven. Daarover moet je in het begin van het proces al een strategische beslissing nemen.
De vijfde is time in design. Mijn pleidooi is om het ontwerpproces in de tijd veel meer te rekken. Ontwerpers moeten producten blijven volgen en er geen afscheid van nemen zodra ze van de tekentafel af zijn.
De laatste verandering is dat met de opkomst van internet of things en blockchain de wereld aan het dematerialiseren is. Klassiek voorbeeld is dat niemand meer een antwoordapparaat heeft. Feitelijk is een smartphone het equivalent van een kamer vol computers. De materiële kant van het ontwerp dreigt te verdwijnen. Je ziet het in de revisie van de bachelor die nu gaande is.”
‘Hoe kun je ervoor zorgen dat consumenten positief kijken naar circulaire producten?’
Mugge richt zich tijdens de inauguratie op ‘duurzaam consumentengedrag’. Die term klinkt tegenstrijdig.
Mugge: “Zodra je gaat consumeren zijn er altijd materialen en energie nodig, maar je kunt het product zodanig vormgeven dat je er zo min mogelijk van nodig hebt. Als je materialen optimaal gebruikt, het product drie levens geeft en daarna recyclet, kom je richting duurzame consumptie.
Ik richt me op verschillende soorten consumentengedrag. Een voorbeeld is de keuze van alternatieven. Je kunt de verpakking van afwasmiddel ook maken van oceaanplastic. Die is dan zwart, terwijl een transparante verpakking een schoon gevoel geeft. Je zult die perceptie moeten veranderen via het ontwerp.
Er zijn daarnaast alternatieve manieren van consumptie zoals betalen per was: je krijgt gratis een wasmachine en betaalt per keer en ook nog eens minder als je koud wast. Zo stimuleer je dat mensen hun gedrag aanpassen. Om dat te doen, wil je mensen extra voordelen bieden én moet je het ze makkelijker maken.” <<