Cornelis Lely
Dr. ir. Cornelis Lely studeerde in 1875 af aan de TU Delft (toen de Polytechnische School), Civiele Techniek. Na zijn afstuderen kreeg hij eerst een tijdelijke betrekking als waterpasser. Vervolgens trad hij als ingenieur in dienst van het Ministerie van Waterstaat, waar hij minister Johannes Tak van Poortvliet bijstond bij de opstelling van diens Kanalenwet. In september 1886 werd hij assistent bij de Zuiderzeevereniging, een vereniging die zich de afsluiting en inpoldering van de Zuiderzee ten doel had gesteld. In 1891 voltooide hij zijn plan, dat hij vele jaren later na de watersnood van 1916, als minister bij wet tot uitvoering deed brengen. Daarnaast werd op zijn initiatief de Bergsche Maas gegraven en bevorderde hij de spoorwegen. Naast zijn ministerschappen was hij lid van de Tweede Kamer (tussen 1894 en 1922), lid van de Eerste Kamer (1910-1913), lid van Provinciale Staten van Zuid-Holland (1909-1910) en lid van de gemeenteraad en wethouder van 's-Gravenhage (1908-1913). Tussen 1902 en 1905 was hij gouverneur van Suriname. Zijn wetenschappelijke verdiensten werden erkend toen hij verkozen werd in 1895 tot lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, KNAW; en in 1905 door het eredoctoraat van de Technische Hogeschool te Delft.
Lely krijgt deze award voor zijn uitzonderlijke loopbaan. In het bijzonder voor zijn optreden als Minister van Waterstaat en zijn plan Zuiderzeewerken.