Herbestemming van industrieel erfgoed ontwikkelde zich in een paar decennia van een zeldzaamheid tot een veelvoorkomend fenomeen met talloze toepassingen. Verspijkeren van erfgoed is acceptabel, stelt promovendus Dora Chatzi Rodopoulou, maar het moet wel beheerst gebeuren.
Nederland heeft de afgelopen decennia een reputatie opgebouwd om zijn voortvarende manier van herbestemmen. Restauratiearchitecten maakten grote insnijdingen in verschillende monumenten of zetten er een object bovenop – De Fundatie in Zwolle is een bekend voorbeeld. Positief is dat op die manier veel oude fabrieksgebouwen en watertorens en een nieuw leven kregen. “Maar bij 'de Nederlandse benadering’ gaat vaak onnodig veel verloren”, constateert Rodopoulou. “Dan verlies je een deel van de culturele waarde.”
Haar onderzoek 'Control Shift. European Industrial Heritage Reuse in review' laat in vogelvlucht zien wat er in de afgelopen veertig jaar is gebeurd. De promovendus onderzoekt ook wat er beter kan bij het hergebruik van industrieel erfgoed. De titel 'Control Shift' is een verwijzing naar 'het managen van verandering' – het huidige motto van de erfgoedsector. Een paar decennia geleden werd verandering nog als een vijand beschouwde, maar dat is verleden tijd.
In het onderzoek passeren twintig projecten de revue. Opvallend is dat er grote verschillen zijn in de omgang van Europese landen met industrieel erfgoed. Tegenover de voortvarende Nederlandse aanpak staat een meer klassieke aanpak van het Verenigd Koninkrijk – de grote pionier op het gebied van industrieel erfgoed. De Britse methode kreeg navolging in Spanje, maar hier frustreert de regionale versnippering een eenduidige aanpak. Meest behoudend is de Griekse benadering. Misschien niet gek, gezien de landentraditie van restauratie van oudheidkundige monumenten.
Chatzi Rodopoulou constateert dat de waardering voor het behoud van industrieel erfgoed groeit, evenals de kennis ervan. Veel complexen staan op de nominatie om een nieuwe functie te krijgen. Tegelijkertijd zijn er ook vroege voorbeelden van herbestemmingen die toe zijn aan een volgende opknapbeurt. In het geval van de Ironbridge Gorge Musea in Shropshire (UK) is een positief voorbeeld: voortdurende investeringen en opeenvolgende vernieuwingen houden deze geboorteplaats van de industriële revolutie verrassend en aantrekkelijk. Andere eerdere gevallen hebben te maken met problemen door onvoldoende onderhoud of onvoldoende toekomstperspectief.
Het Center of Technical Culture op het eiland Syros bijvoorbeeld heeft twintig jaar na opening grote problemen om overeind te blijven. Griekenland werd hard getroffen door de kredietcrisis en daarvan ondervindt dit herbestemde netwerk van fabrieken de gevolgen. Andere Europese herbestemmingen worstelen ook om het hoofd boven water te houden, om uiteenlopende redenen. Zonder een solide businesscase, toegewijde partijen en een goed managementplan heeft een herbestemd industrieel monument weinig kans op succes.“Alleen opknappen en gereed maken voor hergebruik is niet genoeg”, constateert Chatzi Rodopoulou. “Een gebouw moet een constante stroom van inkomsten kunnen genereren.”
En juist dat kan met industrieel erfgoed lastig zijn. Het betreft vaak zeer grote gebouwen met een technische complexiteit die vaak niet goed past bij een nieuwe gebruiksfunctie. Hun bijzondere kenmerken maakt conversies vaak kostbaar. Mede daarom staat Nederland vrij extreme interventies toe. Er is ruimte voor architectonische expressie en voor stevige ingrepen. “Maar dat heeft ook nadelen”, zegt Chatzi Rodopoulou. “Soms zijn oude gebouwen redelijk standaard, maar de daarin gehuisveste machines zeldzaam. Als je die meteen weg doet, gaat een groot deel van de waarde verloren.” Voorbeelden zijn fabriekscomplex Jannink in Enschede en het Energiehuis in Dordrecht.
Dat doen ze in het Verenigd Koninkrijk anders. Vaak blijft het hart van historische Britse industriële bouwwerken deels intact om het publiek een kijkje te gunnen in de functie die een gebouw ooit had. Het is meer in balans dan een herbestemmingbenadering waarbij het motorische hart is verdwenen, stelt de promovendus.
Toch concludeert ze dat niet één benadering de beste is. Elke aanpak heeft zijn eigen voors en tegens. Helaas leren landen nauwelijks van elkaar. Chatzi Rodopoulou heeft daarom een set richtlijnen ontwikkeld en een online kennisplatform en informatie over herbestemde industriële erfgoedprojecten in de vier Europese landen. “Hoog tijd dat er op Europese schaal de kennis wordt uitgewisseld die we in de afgelopen decennia hebben opgedaan.”
Gepubliceerd: september 2020
Meer informatie
- Proefschrift 'Control Shift: European Industrial Heritage Reuse in review'