Stationsverbouwingen in grote steden hebben niet overal de integratie van stations en binnensteden gebracht die ermee werd beoogd. Dat concludeert promovendus Ana Luisa Martins da Conceicao. “De verschillende partijen slagen er niet altijd in om gemeenschappelijke doelstellingen goed te definiëren”, constateert zij.
Het HSL-station van Rotterdam heeft een mooie brede onderdoorgang met veel winkels. Maar wie er vanuit winkelgebied in de stad doorheen wil, stuit op controlepoortjes van de Nederlandse Spoorwegen. “Die belemmeren een goede verbinding met de stad”, zegt Da Conceicao “Er is een gebrek aan balans tussen 'node' en 'place' en te weinig architectonische sturing van de ruimtelijke oplossingen.”
De Portugese promovenda deed voor haar proefschrift ‘From city's station to station city: an integrative spatial approach to the (re)development of station areas’ onderzoek in zes Europese steden: Amsterdam, Utrecht, Basel, Lissabon, Antwerpen en Turijn. Utrecht is wat haar betreft het meest succesvol, met een nieuw stadhuis naast en een promenade over het spoor. Maar nergens is het helemaal gelukt om een echte ‘stationsstad’ te creëren. Op sommige plaatsen kruisen autoroutes het wandelgebied, soms ook blijft het spoor een barrière. Verder zijn de OV-hubs lang niet zo multifunctioneel als vooraf de bedoeling was. Vaak is sprake van een eenzijdig winkelaanbod en weinig menging met functies voor vrije tijd, wonen en werken. Een zelfvoorzienend stationsgebouw met van alles wat is overigens ook geen garantie voor succes. Want een dergelijke in zichzelf gekeerde opzet prikkelt de reiziger niet om de stad te gaan bekijken.
Waar het mis ging? Volgens Da Conceiao vooral in de ruimtelijk planning. “Architectuur wordt te weinig gebruikt als integrerende kracht.” Het is volgens haar te verklaren uit het feit dat stadsbesturen en spoorpartijen elk hun eigen 'track' volgden bij de gebiedsontwikkeling.
Haar aanbeveling is daarom de ontwerpopdracht te organiseren rond doelstellingen die alle stakeholders vooraf onderschrijven. Een evenwicht tussen het verkeersknooppunt en de verblijfplaats in ruimtelijke zin is daarbij van levensbelang.