De buurt waarin kinderen opgroeien is belangrijk voor hun ontwikkelingskansen. Vooral Turkse en Marokkaanse kinderen zien weinig verbetering in hun buurt gedurende hun jeugd: bijna de helft van hen woont de complete kindertijd in een achterstandsbuurt en kan daarvan negatieve gevolgen ondervinden. Dit is een van de belangrijkste conclusies uit het onderzoek van Tom Kleinepier en Maarten van Ham.
Uit een tweetal studies blijkt ten eerste dat – ondanks het feit dat gezinnen met jonge kinderen relatief vaak verhuizen – er weinig verbetering optreedt in de sociaal-economische status van de buurt waarin kinderen opgroeien. Vooral kinderen met een niet-westerse migratieachtergrond ervaren weinig verandering over de tijd in het gemiddelde inkomen en de etnische samenstelling van hun buurtomgeving. Uit een vervolgstudie blijkt dat meer dan 4 op de 10 Turkse en Marokkaanse jongeren hun complete kindertijd in een achterstandsbuurt woonden, in vergelijking met slechts 1 op de 10 autochtone kinderen. Deze verschillen kunnen deels verklaard worden door de sociaal-economische status van de ouders, zoals hun opleidingsniveau en inkomen. Toch lijken de verschillen ook voor een aanzienlijk deel samen te hangen met woonvoorkeuren van de ouders en/of discriminatie op de woningmarkt.
In het onderzoek is gebruik gemaakt van data van het Centraal Bureau voor de Statistiek, waarbij alle kinderen die in 1999 in Nederland geboren zijn werden gevolgd vanaf hun geboorte tot aan hun 15e levensjaar. Op basis van deze gegevens kon gedetailleerd in kaart worden gebracht aan wat voor omgeving kinderen worden blootgesteld tijdens hun kindertijd, wat voor verschillen hierin bestaan tussen etnische groepen, en hoe die verschillen verklaard kunnen worden.
De bevindingen uit het onderzoek wijzen erop dat segregatie nog steeds een hardnekkig fenomeen is, waarbij kinderen van verschillende sociaal-economische klassen weinig met elkaar in contact komen gedurende hun hele jeugd. Dit kan negatieve gevolgen hebben voor de onderwijsprestaties van kinderen uit lagere sociale milieus en vervolgens op hun positie op de arbeidsmarkt. De resultaten tonen een weinig optimistisch perspectief voor het verkleinen van de kloof tussen arm en rijk in Nederland.