Stedelijke restruimtes zonder duidelijke functie of waarde kunnen grote bijdrage leveren aan de formeel vormgegeven stad. Ingericht zonder een al te vastomlijnd programma nodigen ze uit tot spontane sociaal-ecologische processen, constateert Sitong Luo in haar promotieonderzoek. Bewoners hebben weinig grip op geplande stedelijke ruimte, terwijl dat in restruimtes heel anders is. Het roept om heroverweging van de rol van het ontwerp.
Van illegale vuilnisdump naar oase
Op de plaats van een afgedankt spoorwegterrein in Oost-Londen ligt sinds enige jaren een tuin met een café. De Dalston Eastern Curve Garden veranderde van een illegale vuilnisdump in een levendige oase. Ingesloten tussen de woonblokken kunnen buurtbewoners tuinieren, elkaar ontmoeten en kleinschalige culturele evenementen bijwonen. Ook buitenstaanders komen van heinde en ver kijken. Aan de buurttuin ligt geen strak ontwerp ten grondslag, maar als buurtbewoners iets willen veranderen ligt er wel een ruimtelijk raamwerk waarop ze kunnen terugvallen. Het is precies de strategie die het best werkt bij stedelijke restruimtes, stelt Sitong Luo. “Het draait erom dat het ontwerp de basisvoorwaarden biedt om dingen te laten gebeuren, zonder dat de einduitkomst wordt gedefinieerd”, legt ze uit. “Op die manier faciliteer je de transformatie, terwijl er nog steeds ruimte is onverwachte gebeurtenissen.”
Dichtgetimmerd ontwerp
In haar onderzoek 'Disclosing Interstices. Open-ended Design Transformation of Urban Leftover Spaces' bekijkt de promovendus de waarde van restruimtes en hoe je deze het best kunt cultiveren. Bewoners hebben weinig grip op geplande stedelijke ruimte, terwijl dat in restruimtes heel anders is. Logisch dus dat een dichtgetimmerd ontwerp hier niet werkt.
Maar hoe moet je het dan wel aanpakken? Het gaat erom dat de ontwerper de restruimte goed leert doorgronden en op basis daarvan klaar maakt voor transformatie, stelt Luo. Dat gaat in vier stappen. De eerste is het blootleggen ('disclosing') van de plek – het begrijpen van de bestaande omstandigheden en kwaliteiten. Daarna volgt het selecteren van de geschikte kwaliteiten ('selecting') en het ontwerpen van een basis voor het gewenste gebruik ('founding'). Na de aanleg is een actieve groep nodig die de tuin beheert en die de voorgaande transformatie ervan cultiveert (sustaining).
Zomerbiertuin
Is een plek vooral geschikt voor een sociale functie of moeten ecologische, morfologische of materiële kwaliteiten voorrang krijgen? Het is vaak wikken en wegen. Het ontwerp in Londen is een keuze voor een combinatie. Bij twee andere case studies die Luo onderzocht maakten ontwerpers andere afwegingen. Zo fungeert een restruimte in de wijk Valby in de Deense hoofdstad Kopenhagen in de eerste plaats als ontmoetingsplek. De lokale gemeenschap startte er een tijdelijke sociale evenementen en stadslandbouw en organiseerde geregeld theater- en dansoptredens. Een zomerbiertuin die later de deuren opende bleek een regelrechte hit. “Het initiële, open-ended ontwerp bood de mogelijkheid voor die succesvolle toevoeging.”
In Le Jardin Du Tiers-Paysage in Saint-Nazaire draait juist alles om de ecologie. De betrokken landschapsarchitect herontwierp deze voormalige onderzeebootbasis als plantentuin. Een verzonken put kreeg een laag substraat, waardoor een glooiend tuinlandschap ontstond. De ontwerper maakte daarbij handig gebruik van de morfologie en de materialisatie van de locatie, met zijn machtige betonnen constructies. Een apart tuingedeelte met wilde planten biedt ook ruimte aan kunstexposities, maar die mogen niet ten koste gaan van de plantenrijkdom.
Niet alleen de ontwerper is belangrijk voor het succes van een restruimte, onderstreept Luo, de betrokkenheid van lokale mensen is even doorslaggevend. In Londen waren lokale groepen vanaf de start bij het ontwerpproces betrokken. “Daardoor voelen mensen later verantwoordelijkheid om een succes te maken van een tuin”, zegt Luo. “Zonder betrokken beheerders die de omgeving kennen, raakt de buurt niet betrokken en blijft de tuin op lange termijn niet behouden.”