'Afval bestaat niet' is een loze kreet als we er niet in slagen materiaalstromen circulair te maken. Slimme geodetische hulpmiddelen voor besluitvorming kunnen overheden helpen grondstoffenkringlopen te sluiten, geloven de initiatiefnemers van het grootschalige Europese REPAiR project.
In het onderzoeksproject, waaraan 18 partners meewerken, staat het ‘metropolitane metabolisme' centraal. “De manier waarop een stad met afvalstromen omgaat is mede bepalend voor duurzaamheid. Juist daarom is het belangrijk dat overheden nieuwe mogelijkheden krijgen om grondstofstromen circulair te maken”, vertelt Alexander Wandl, die het project leidt met Arjan van Timmeren (TU Delft, Urbanism). “Als alle grondstofbronnen en mogelijke matches in een gebied inzichtelijk zijn, is het makkelijker daarover de juiste beslissingen te nemen.”
REPAiR (REsource Management in Peri-urbane Areas) stelt zich ten doel alle materiaal- en afvalstromen in kaart te brengen. Per persoon gebruiken we in de Europese Unie (EU) jaarlijks 16 ton aan materialen. Daarvan komt uiteindelijk zo’n 6 ton terecht op stortplaatsen en in waterzuiveringsinstallaties. Een deel wordt nagenoeg permanent onderdeel van het stedelijk systeem, bijvoorbeeld doordat het wordt verwerkt in asfalt. Als je de boel beter inzichtelijk maakt voor besluitvormers, kun je stoffen daar hergebruiken waar ze vrijkomen. Dat vergt alleen beter doordachte stedenbouwkundige ontwerpen, betere koppeling van functies en betere bestuurlijke ondersteuning, is het idee achter REPAiR.
Het projectidee sluit nauw aan bij de ambitieuze agenda van de Europese Unie. Die wil de import van grondstoffen indammen en afvalstromen circulair maken. Dat wordt echter bemoeilijkt door een gebrek aan data over de grondstoffenkringloop. REPAiR wil daaraan een mouw passen door geowetenschappers, ontwerpers en ict ontwikkelaars bij elkaar te brengen en hen te voorzien van betere informatie voor besluitvorming. Wandl: “Data verzamelen kan door analyse van de stoffen waaruit een product is opgebouwd, maar ook door producten te relateren aan gebruik – tot op woonblokniveau.”
Dat laatste kan bijvoorbeeld met behulp van een ingebouwde NFC-tag (near field communication). Daarmee is een materiaal draadloos te volgen. Voor de ontwikkeling van een veelomvattende geodetisch raamwerk spelen GIS-data een belangrijke rol. Koppeling van gegevens over grondstofkringlopen aan geodetische data moet een interactieve kaart opleveren. Die kan bijvoorbeeld laten zien welke grondstoffen nu nog voor eeuwig in de vuilverbrandingsoven verdwijnen en waar productie en afvalinzameling elkaar kruisen. Dat gebeurt bij uitstek in ‘peri-urbane’ zones aan de randen van steden. Daar zijn veel afvalverbrandingsinstallaties en afvalwaterzuiveringen te vinden, maar ook productie- en logistieke bedrijven en infrastructuur.
REPAiR mikt overigens niet alleen op huishoud- en bouwafval. Ook afgedankte gebouwen en zogenoemde 'verloren landschappen' moeten weer waardevol worden.
Living lab
In het vierjarige onderzoeksproject werken de achttien partners (ruim zestig mensen) samen op zes verschillende Europese locaties. In Amsterdam, Gent en Hamburg, waar materialen als glas, papier en kunststoffen allang worden gerecycled, gaat het vooral om circulariteit in bouw en industrie. Łodź (Polen) en Pécs (Hongarije) gaan zich richten op herinrichting van bestaande stortplaatsen en betere planning van verstedelijking. In Napels gaat het om aanpak van vervuiling en verloren landschappen, en de opbouw van infrastructuur. Die is soms volledig afwezig, met dank aan de maffia.
Op de TU Delft zijn negen mensen betrokken, afkomstig van leerstoelen Environmental Technology & Design, Spatial Planning & Strategy, en de afdelingen Management of the Built Environment en Architectural Engineering & Technology. Er zijn daarnaast drie promovendi aangesteld en enkele academische gastonderzoekers. Grote ‘living labs’ worden opgezet in Amsterdam – door AMS Institute – en in Napels. In andere betrokken steden zijn ‘living labs light’ voorzien.
Behalve universiteiten en hogescholen zijn ook bedrijven, gemeenten en projectontwikkelaars betrokken. In sommige experimenteergebieden wordt onderzocht – in samenwerking met lokale overheden – of regelgeving tijdelijk kan worden opgeheven. Dit om innovatieve oplossingen niet te frustreren. Alleen al het hernoemen van ‘afval’ naar ‘grondstof’ is op veel plaatsen door wetgeving verboden.
Wandl ziet nog wel de nodige hobbels op de weg naar een circulair Europees grond/afvalstoffensysteem. Het is bijvoorbeeld goed denkbaar dat bestaande afvalbedrijven zullen tegenstribbelen als voorgestelde innovatie reeds gedane investeringen onrendabel maken. En het volgen van grondstoffen op het niveau van individuele huishoudens kan stuiten op privacywetgeving. “Sommige bezwaren zullen we moeten overwinnen”, zegt Wandl. “De huidige, verkwistende praktijk is een doodlopende weg.”
Het REPAiR-project kan beschikken over een totaal budget van ruim 5 miljoen euro.