Het kan er rumoerig aan toe gaan in klaslokalen van basisscholen. Daardoor kunnen sommige kinderen zich moeilijk concentreren en voelen ze zich niet op hun gemak. De afgelopen jaren heeft promovendus Dadi Zhang onderzoek gedaan naar de mate waarin geluid als lawaai wordt ervaren, en naar de invloed ervan op het welzijn en de prestaties van leerlingen. Ze heeft ook een mogelijke oplossing.
Aangezien mensen een aanzienlijk deel van hun leven binnenshuis doorbrengen, is het beslist de moeite waard om na te gaan hoe een gezonde en heilzame omgeving binnenshuis eruitziet. De belangrijkste factoren daarbij zijn luchtkwaliteit, temperatuur, licht en geluid. De onderzoeksgroep van professor Philomena Bluyssen van de afdeling Architectural Engineering & Technology houdt zich hiermee bezig. In 2016 verhuisde Dadi Zhang van Beijing naar Delft om lid te worden van het team van Bluyssen.
Grootste ergernis
Zhang en haar collega's bezochten een aantal scholen in Nederland om te zien hoe kinderen verschillende klaslokaalomgevingen ervaren. Ze ontdekte dat lawaai als veruit de belangrijkste bron van ergernis wordt gezien. “Onze vragenlijsten zijn ingevuld door 1145 kinderen verdeeld over 54 klaslokalen. Maar liefst 87% van alle kinderen meldde dat ze last hadden van lawaai, dus ik durf wel te stellen dat dit een algemeen probleem is. Uiteraard verschilt de mate van gevoeligheid voor lawaai van persoon tot persoon.” Het kan daarbij gaan om klasgenoten die zitten te praten of zelfs te fluisteren, het geklik van pennen of stoelpoten die over de vloer schrapen… Ze stelde vast dat geluiden in het klaslokaal als belangrijkste bron van lawaai werden ervaren, en dus niet geluiden van buiten. Vervolgens besloot ze haar onderzoek te richten op akoestische kwaliteit en vermindering van lawaai.
Pratende leerlingen
Zhang zette haar onderzoek voort in het SenseLab van de TU Delft, een laboratorium voor het testen van omgevingscondities binnenshuis. “Ik heb de akoestische kamer in tweeën gedeeld, waarbij ik de ene helft heb afgedekt met geluidsabsorberende materialen.” Zhang mat de effecten van pratende klasgenoten en van verkeersgeluiden en muziek op twee verschillende geluidsniveaus, 45 en 60 decibel. Tijdens de test werd de kinderen gevraagd te melden wat ze hoorden en ervoeren. “Het ging in totaal om 335 leerlingen, dus ik beschikte over een aanzienlijke set resultaten om te vergelijken.” Als algemene bevinding kwam naar voren dat schoolkinderen meer profijt hebben van individuele regulering van omgevingscondities binnenshuis dan van maatregelen die door docenten worden genomen.
Gecapitonneerde luifel
Zhang besloot een geluidsbeperkend hulpmiddel te ontwerpen. Met hulp van haar promotores ontwikkelde ze een individueel bediend hulpmiddel. “Het is een soort gecapitonneerde luifel boven het hoofd van de leerling. Met een afstandsbediening kan de leerling deze openen of sluiten naar behoefte, of op aanwijzing van de docent.” Tijdens individuele studie worden leerlingen mogelijk afgeleid door omgevingsgeluiden. “Bij een gesloten luifel houd je deze geluiden buiten.”
Door het testen van diverse configuraties op de computer met behulp van akoestische simulaties wist ze een prototype te ontwikkelen. “Ik heb twee prototypen gebouwd en in de akoestische kamer van het SenseLab geplaatst.” Een aantal leerlingen werd vervolgens gevraagd het hulpmiddel te testen. Volgens Zhang waren de reacties over het algemeen positief. “Het merendeel gaf aan ze dat er wel eentje in hun klaslokaal wilde. Sommige leerlingen vonden het hulpmiddel eenvoudig in gebruik, en ze gaven aan dat ze zich er beter door konden concentreren.” Andere kinderen waren minder enthousiast, omdat het motortje dat het hulpmiddel aandrijft zelf ook geluid maakt. “Dat klopt. Het gaat uiteraard om een prototype dat nog verder moet worden ontwikkeld voordat het daadwerkelijk geschikt is voor gebruik in de klas. In het algemeen gesproken verwacht ik dat de toekomst bij individuele beheersing van omgevingscondities ligt.”