Nieuwe systematiek voor dieper, objectiever begrip van architectuur
Het maken van architectuur is als een orkestreren van een muziekstuk: alle ingrediënten moeten in evenwicht zijn om perfectie te bereiken. Promovendus Jack Breen maakt in zijn proefschrift de gelaagdheid ervan inzichtelijk en ontrafelt de complexiteit met een zelfontwikkelde systematiek.
De lijvige studie ‘Patterns & variations. Designerly explorations in architectural composition and perception' spitst zich toe op het gebied rond Aalsmeer. Deze tuindersenclave biedt een staalkaart van de Nederlandse woonhuisarchitectuur. Vermogende kwekers en bloementelers die er wonen, brengen hun culturele ambities graag tot uitdrukking in de architectuur van hun woningen. “De stijlopvattingen die je er tegenkomt zijn representatief voor de ontwikkeling van de Nederlandse architectuur”, vertelt Jack Breen. “Vooral de woningen uit de 20ste eeuw – de Gouden Eeuw van de Nederlandse architectuur – zijn vaak prachtige voorbeelden.”
De oudste van de tien case studies die hij behandelt in zijn proefschrift is een houten woning uit 1825. De houten hoofddraagconstructie ervan is geïnspireerd op die van de vele molens in het gebied. Naarmate de tijd vordert worden de huizen complexer. Vooral de jaren twintig en dertig zijn goed vertegenwoordigd met vroeg werk van bekende bouwmeesters als J.P Berghoef (“modern traditionalistisch, maar met de nodige swung”), M. de Klerk (“zijn laatste meesterwerk”) en J.J.P Oud (“een vroeg werk, nog redelijk traditionalistisch vergeleken met zijn latere kubistische werk”). Uit de tweede bloeiperiode van de Nederlandse architectuur – de jaren tachtig en negentig – stammen ontwerpen van G. Baneke en C. van der Hoeven. Het laatste exemplaar is een volledig betonnen prefab huis van architect M. Engel uit 2012 (“Rationeel neo-modernisme”).
In zijn onderzoek ontwikkelt Breen een nieuwe ordening van fundamentele architectonische begrippen. De tien woonhuizen ontleedt hij door gebruikmaking van vier kernbegrippen (ruimte , orde , vorm , detail), met eromheen twaalf subdomeinen. Klinkt complex, maar een overweldigende hoeveelheid illustraties, (bouw)tekeningen en citaten verluchtigen het kloeke boekwerk.
Concreet houdt het in dat elk ontwerp laagje voor laagje wordt afgepeld en dat elk besluit van de architect wordt geanalyseerd. Per hoofdstuk brengt de studie onder meer in kaart welke architectonische thema's in een woonhuis zijn terug te vinden, welke technieken en materialen zijn gebruikt en wat de indeling, functie en maatverhoudingen zijn. Elk hoofdstuk wordt afgesloten met een notenapparaat. “Architectuur is geen rocket science, maar wel zeer complex”, legt Breen uit. “Dat komt door de gelaagdheid van verschillende, gelijktijdige thema’s, net als bij een muziekstuk. Ik hoop met mijn methodologie bij te dragen aan een dieper, meer objectief begrip.”
Het hoofdstuk over woonhuis Suermondt van J. Duiker en B. Bijvoet toont bijvoorbeeld met behulp van computermodellen, exploded views en tekeningen dat dit een typisch overgangswerk is. Balancerend tussen traditioneel en modernistisch, met zijn volledig houten constructie, stalen kozijnen en een gemetselde cilindrische trappentoren. Breen zet de kernbegrippen op een rijtje, maar duikt ook in de details. Hoe zijn de dakgoten en hoekelementen uitgewerkt? Wat zijn de verbanden met later werk van de twee ontwerpers? En hoe hervond het, na decennia van lukrake verbouwingen, zijn oorspronkelijke vorm na een ingrijpende restauratie?
Het onderzoek 'Patterns & variations' is niet alleen de promotie van Jack Breen, maar markeert ook zijn afscheid na 25 jaar TU Delft. Breen: “Het is het sluitstuk van een lange persoonlijke zoektocht, waarin ik de kloof tussen praktijk, onderwijs en onderzoek heb geprobeerd te overbruggen.”