Ketensamenwerking kan klimaatadaptatie van corporatiewoningen een flinke impuls geven. Kennis en planning zijn beter beheersbaar en er is meer samenhang dan bij traditionele aanbesteding. Dat blijkt uit onderzoek van promovendus Martin Roders.
Het woningbestand 'klimaatbestendig' maken is voor veel woningcorporaties iets compleet nieuws. Ketensamenwerking kan daarom een slimme manier van werken zijn. “Als je partijen met kennis van zaken in een vroeg stadium betrekt bij de planvorming kun je snellere stappen maken dan wanneer je het als corporatie zelf allemaal probeert uit te vinden”, zegt Roders. “Je moet er alleen voor zorgen dat je de vraag goed specificeert.”
In zijn onderzoek ‘Partnering for climate change adaptations by Dutch housing associations’ bekeek hij strategieën voor het ondervangen van twee gevolgen van klimaatverandering in stedelijk gebied: hitte en overstroming door hevige regenval. Oververhitting van woningen wordt tegengegaan met onder meer zonneschermen en met woningisolatie, die ’s zomers warmte buiten en ’s winters binnen houdt. Aanpak van wateroverlast gebeurt met maatregelen als groene daken, regentonnen en poreuze bestrating. Die voorkomen overbelasting van het rioolstelsel.
Roders volgde zeven Nederlandse pilot-renovatieprojecten die gebruik maakten van ketensamenwerking. De TU Delft droeg daarin – in samenwerking met Hogeschool Utrecht – bij aan kennisontwikkeling. In enkele projecten werd vooraf met de aannemer een vast winstpercentage vastgesteld. Corporaties en aannemers werkten vervolgens volledig transparant, met de boeken open. Dat gaf uitermate positieve uitkomsten, constateert de promovendus. Projecten zijn beter voorspelbaar, zowel financieel als qua doorlooptijd, omdat opdrachtgever en aannemer de uitvoering vooraf beter doordenken dan bij traditionele aanbesteding. 'Cocreatie' zorgde ook voor minder faalkosten. Bij optreden van problemen of dreigende kostenoverschrijdingen zochten opdrachtgever en -nemer samen de oplossing.
Interviews met betrokkenen leverden enthousiaste reacties op. Niet alleen omdat alle projecten binnen budget bleven. “Wat opviel was vooral het werkplezier. Dingen leken vanzelf te gaan, iedereen voelt zich verantwoordelijk en probeert zijn beste beentje voor te zetten.” Betrokken bewoners waren positief omdat geconstateerde gebreken direct werden opgelost. In geval van een traditionele werkwijze zouden er zo een paar dagen overheen gaan, door de hiërarchie van verantwoordelijkheden.
Opmerkelijk genoeg leidde ketensamenwerking niet tot meer innovatie en klimaatadaptatie. Betrokken partijen beschouwden invoering van ketensamenwerking als de grote innovatie op hun project. Roders: “Maar volgende keer zijn ze wel klaar voor innovaties aan woningen, ze hebben dan de samenwerking die het vergt al onder de knie.”
Ketensamenwerking waarbij de corporatie deel uitmaakt van de keten zal de komende jaren niet algemeen worden ingevoerd, vreest Roders. Het feit dat het aanbod daarbij niet in concurrentie tot stand wordt gebracht zal een drempel zijn, omdat corporaties financieel onder het vergrootglas liggen. Momenteel lijkt de ‘emvi’ benadering het meest kansrijk. Het werk wordt dan niet aan de goedkoopste aanbieder gegund, maar aan de partij die bijvoorbeeld de meeste waarde kan genereren. “Maar de manier waarop samenwerking tot stand komt, is van ondergeschikt belang. Zolang de kennisspreiding niet stagneert.”
De circa 400 Nederlandse corporaties hebben een relatief grote rol in het klimaatbestendig maken van steden. Corporaties bezitten 32% van de Nederlandse woningvoorraad. Het overgrote deel daarvan moet de komende decennia worden aangepast om de woningwaarde en leefbaarheid van wijken te garanderen bij veranderende klimaatomstandigheden.