Computergestuurde ontwerp- en bouwmethoden gaan de compositie van architectuur veranderen zoals nieuwe opnametechnieken de muziek veranderden. Dat is het uitgangspunt van een onderzoek waarop Sang Lee (TU Delft) is gepromoveerd. Wat winnen we ermee en wat verliezen we, vraagt hij zich af.
Menig creatief proces veranderde de afgelopen honderd jaar als gevolg van de voortschrijdende techniek. Zo zorgde opnametechniek ervoor dat het luisteren naar muziek niet langer een speciale, eenmalige gebeurtenis was, zoals bij een concert. Resultaat: muzikanten gingen muziek maken in de studio voor de grammofoonplaat en later voor de iTunes store. “Zo gaat het in de architectuur ook, door intrede van digitale modellering en andere computerondersteunde hulpmiddelen”, zegt Lee. “En dat gaat ten koste van de veelzijdigheid van ons vak. We ontwerpen niet echt meer, maar produceren plaatjes.” Zoals een viooltoon geproduceerd door een synthesizer niet dezelfde rijke toon heeft als een Stradivarius, zo kan een computergestuurd ontwerp niet de rijke materiële ervaring vervangen, stelt Lee.
De promovendus en universitair docent van de afdeling Public Building constateert dat de technologische vooruitgang in compositie en modelleren van gebouwen enorm is geweest in de afgelopen vier decennia. In zijn proefschrift “Architecture in the Age of Apparatus-Centric Culture” volgt hij de technologische ontwikkelingen in beide disciplines. Met de intrede van computers en ontwerpsoftware werd architectuur steeds meer het domein van software programmeurs. De stap vandaar naar in serie ontworpen en geproduceerde gebouwen is een kleine. Zeker als in de toekomst een in de computer gegenereerd ontwerp kan worden uitgevoerd door een 3D printer.
Of dat een goede ontwikkeling is? Niet per definitie, gelooft Lee. “Een voorbeeld: een compositie kan vanuit formalistisch oogpunt saai zijn, maar door gevarieerd materiaalgebruik en vakmanschap kan deze toch rijk en interessant geschakeerd zijn. Dat lukt niet met een hypothetisch 3D-geprint gebouw, omdat dit niet de materiele rijkheid biedt die we verwachten van architectuur.”
Terwijl een leefruimte voor mensen voorheen werd gecreëerd door de mens – architect en bouwer – gebeurt dat in de toekomst door apparaten. En dat verloopt volgens de logica van apparaten en hun codering. Mogelijk zijn de bouwkosten van een dergelijke woning beduidend lager als van een met vakmanschap gebouwd huis. Maar of het er even prettig in toeven is, betwijfelt Lee. Het huis wordt eenvoudigweg een industrieel product, een toestel. Hij trekt een vergelijking met de ‘Orgasmatron’ uit de film ‘Sleeper’ van Woody Allen. Lee: “We voelen dat we seks hebben, zonder het werkelijk te hebben.” In een dergelijk toekomstscenario kunnen we alle gebouwen kant-en-klaar uit een machine halen.
Lee denkt dat de essentie van wat architectuur is mogelijk fundamenteel is veranderd. En dat we daar spijt van kunnen krijgen. “New York City besloot honderd jaar geleden om de auto te promoten om de stad te verlossen van vervuiling door paardenpoep. Maar nu hebben we spijt omdat er teveel auto’s zijn.”
Gepubliceerd: februari 2014
Meer informatie
- Proefschrift 'Architecture in the Age of Apparatus-Centric Culture'