Een nadruk op ‘context’ hielp na de Tweede Wereldoorlog de scherpe randjes af te halen van het Modernisme. Helaas is de hedendaagse architectuur de diepere betekenis van het begrip kwijt, constateert promovendus Esin Kömez. Haar promotieonderzoek roept op tot herovering van de context.
In het huidige architectonische discours heeft het begrip ‘context’ een uitermate beperkte strekking, constateert Kömez. “Het gaat over hoogte en materiaalgebruik en inpassing in de omliggende bebouwing. Dat is iets totaal anders dan het gelaagde begrip dat in de jaren ’50 ontstond.”
Het is geen toeval dat veel architecten, theoretici en onderwijskundigen uitgerekend in de vijftiger en zestiger jaren de nadruk legden op context. Steden in Europa en Azië die zwaar beschadigd raakten tijdens de oorlog, gingen door een periode van wederopbouw. Daarbij was het Modernisme in de architectuur leidend. Het plan Voisin van Le Corbusier was voor veel planners een utopisch droombeeld: rationeel geordend en hygiënisch. Voor hem was de stad een ‘tabula rasa’: je kunt met een schone lei beginnen met bouwen. Probleem was dat iconische blokkendozen nauwelijks aansloten bij het verfijnde stedelijke weefsel en de sociale opbouw van historische steden. Vitaliteit en diversiteit ontbraken. Met datzelfde probleem kampen in onze tijd de nieuwe steden in onder meer China en in haar geboorteland Turkije, constateert Kömez.
In haar promotieonderzoekonderzoek 'Reclaming Context: Architectural Theory, Pedagogy and Practice since 1950' volgt ze het spoor terug. Ze zoomt daarbij in op drie architecten die zestig jaar geleden een prominente rol speelden in de discussie over context. Aldo Rossi legde de nadruk op de locus, de plaats die bepaald wordt door de mens en zijn omgeving en de collectieve herinneringen. Robert Venturi zocht naar de gemene deler in de gebouwde omgeving om tot passende ontwerpen te komen. En Colin Rowe koppelde visuele ervaring aan ruimtelijke stratificatie.
Hun visies droegen bij aan meer diepgang in de moderne stedenbouw. Maar, constateert Kömez, ze legden ook de kiem voor de opkomst van het postmodernisme. Venturi’s werk toont zelfs een duidelijke verschuiving richting iconografie, context verdwijnt daarin naar de achtergrond.
Globalisering en neoliberalisme hebben mede bijgedragen aan een hang naar iconografie, stelt Kömez. Zij ziet wereldwijd een sterke tendens naar architectonische objecten die losstaan van de fysieke, sociale en culturele gelaagdheid van hun omgeving. “Het idee dat het bouwen van een stad een collectieve inspanning is, is verdwenen. Terwijl dat juist dat het stedelijk leven stimuleert.” De tegenhanger, herintroductie van oude bouwstijlen, gaat veelal voorbij aan eigentijdse stadsdynamiek.
De hedendaagse architectuur staat, kortom, voor een vergelijkbare uitdaging als die van herleven van zestig jaar geleden. Volgens Kömez kunnen de ideeën die destijds werden ontwikkeld om modernisme en context te verzoenen daarom goed van pas komen in de hedendaagse ontwerppraktijk en in het onderwijs. “Zeker in landen met een immense bouwopgave, zoals China, kan herintroductie van de ideeën over context zorgen voor een ombuiging van een destructief soort urbanisme.”