Wie de stad wil veranderen, zal eerst het denken moeten veranderen. Dat is de kern van het proefschrift van Nicola Marzot. Een goed gebouwontwerp begint met een discussie over ideeën, stelt de Italiaanse promovendus.
Ieder gebouw heeft een gebruikswaarde, en die is uiteraard belangrijk. “Maar gebruikswaarde komt altijd voort uit de ideeën die aan het ontwerp ten grondslag liggen”, stelt Marzot. “Functie moet niet in de plaats komen van waarde.”
In zijn proefschrift ‘The Typological Discourse and the modern City. The creation of architectural Language and the type as a project’ ligt de focus niet op gebouwen, maar op typologieën. Een discussie over typen in de architectuur van het klassieke Athene is bijvoorbeeld onmogelijk zonder het te hebben over het denken dat de wereld van de Griekse polis heeft gevormd. Op dezelfde manier analyseert hij hoe de stad veranderde onder invloed van het Verlichtingsdenken en omverwerping van het Ancien Régime, tot aan de opkomst van het Modernisme.
Zijn radicaal andere kijk op wat architectuur in essentie is, brengt hem tot groot pessimisme over de toekomst van de stad. In de architectuur van de afgelopen dertig jaar ontbreekt het aan “deelbare waarden”, stelt Marzot. Bestaande waarden werden overboord gezet en er kwamen geen nieuw voor in de plaats. Erger nog: zelfs de discussie erover verwaterde. Dat het modernisme van de eerste helft van de twintigste eeuw een tegenbeweging opriep, is wat hem betreft begrijpelijk. Maar in het postmodernisme dat volgde ontbreekt de gemeenschappelijke lijn. Er ligt geen debat aan ten grondslag over gedeelde waarden. Het draait meer om mooie plaatjes dan om een goed verhaal. Dat is volgens hem enerzijds te verklaren uit politieke ontwikkelingen in dezelfde tijd, anderzijds aan de periode van ongebreidelde economische groei en globalisatie die de wereld de afgelopen decennia doormaakte. Die schiep een wereld van onbegrensde mogelijkheden. En, stelt Marzot, een gebrek aan grenzen zorgt ook voor gebrek aan waarden. “Architectonische typen kunnen niet ontstaan als grenzen ontbreken. We hebben ons ontdaan van elke vorm van discussie.” Een zorgelijke ontwikkeling voor de aard van de stedelijke morfologie, vindt hij. In de laatst toegevoegde stedelijke lagen ontbreekt een gemeenschappelijke taal. Het verdwijnen van typen is wat hem betreft een aankondiging van de ondergang van onze westerse beschaving.
Een uitermate pessimistische conclusie dus. Is de stad gedoemd ten onder te gaan? Niet persé. Marzot put hoop uit de wereldwijde economische crisis. Die begrenst weer wat grenzeloos was en dwingt tot afwegen van conflicterende standpunten en formuleren van gezamenlijke belangen en grondwaarden. “Ik ben niet nostalgisch, maar wil wel terug naar de discussie zoals die er vroeger was. Zonder dat heeft de architectuur geen toekomst.”