Kunnen gemeenten de gezondheid bevorderen door fietsgebruik te stimuleren?
In Nederland bewegen we te weinig, maar liefst 45% voldoet niet aan de bewegingsrichtlijn die stelt dat we minimaal 150 minuten per week matig intensief moeten bewegen. Daarnaast heeft 50% van de Nederlandse bevolking overgewicht. Deze risicofactoren zijn samen verantwoordelijk voor 13% van de totale ziektelast in Nederland. Eén manier om mensen meer in beweging te krijgen is door het gebruik van de fiets in het dagelijks reisgedrag te stimuleren, bijvoorbeeld in woon-werkverkeer. Maar wat is echt de bijdrage van fietsen aan de gezondheid? En hoe krijgen we meer mensen op de fiets? TU Delft wetenschappers Maarten Kroesen en Bert van Wee deden hier onderzoek naar.
Nederland is een fietsland, gemiddeld wordt een kwart van alle trips gemaakt met de fiets. Toch zijn er sterke regionale verschillen in het fietsgebruik. In sommige gemeenten wordt 1 op de 10 ritten met de fiets gemaakt (Kerkrade, Heerlen), terwijl er ook gemeenten zijn waar 4 op de 10 ritten met de fiets worden gemaakt (Groningen, Zwolle, Delft en Leiden). Figuur 1 geeft inzicht in de verschillen tussen gemeenten.
In het onderzoek is gekeken hoe deze verschillen doorwerken in de gezondheid en welke ruimtelijke factoren aan de andere kant bijdragen aan een hoger fietsaandeel. De resultaten toonden aan dat meer fietsen een positief effect heeft op het aantal mensen dat voldoet aan de bewegingsnorm en een negatief effect op het percentage mensen met overgewicht. Voor elke stijging van het fietsgebruik met één procent, neemt het percentage mensen dat aan de bewegingsnorm voldoet met een half procent toe, en daalt het percentage mensen met overgewicht met een kwart procent. Deze effecten waren vergelijkbaar in grootte met de effecten van sportdeelname en bleven overeind na correctie voor sociaal-demografische verschillen tussen gemeenten.
Daarnaast liet het onderzoek zien dat fietsgebruik wordt beïnvloed door ruimtelijke factoren. Vooral de mate van diversiteit in wonen en werken(de mate van functiemenging) en de gemiddelde afstand tot scholen hadden een sterke invloed op het fietsaandeel. Maarten Kroesen: ‘Door inzicht te bieden in de effecten van deze ruimtelijke factoren bieden we gemeenten handvaten om het fietsaandeel te verhogen en zo de gezondheid van de bevolking te bevorderen.’ ‘Hoewel het fietsaandeel in Nederland internationaal het hoogste is, heeft deze vervoerswijze nog steeds veel potentie. Voor trips van 0 tot 5 kilometer wordt in een derde van de gevallen al de auto gepakt. Dit zijn trips die prima vervangen kunnen worden door de fiets. Daarnaast geldt dat als fietsen eenmaal in de routine van mensen zit, ze het veel beter vol houden dan bijvoorbeeld iedere keer naar de sportschool gaan.’
In vervolgonderzoek willen Kroesen en Van Wee kijken naar hoe gemeentelijk beleid ten aanzien van de auto invloed heeft op het fietsgebruik. ‘Veel gemeenten experimenteren nu met beleid om de auto te ontmoedigen, denk aan autoluwe gebieden of het introduceren van betaald parkeren of een vergunningensysteem’. Het is interessant om te zien of en in welke mate deze maatregelen bijdragen aan het vergroten van het fietsaandeel en daarmee ook de gezondheid. Omdat beleid dat autorijden probeert te verminderen vaak op weerstand stuit, is het belangrijk om te laten zien welke voordelen het brengt, zoals een verbetering van de gezondheid. Dit kan ook helpen om meer draagvlak te creëren voor dergelijke maatregelen.