Onmiddellijke versnelling mondiale klimaatactie nodig om doel 1,5 graden nog te kunnen halen
Het doel van het klimaatakkoord van Parijs – het streven om de opwarming van de aarde beperkt te houden tot 1,5 graden – raakt buiten zicht, tenzij landen gezamenlijk meer ambitie tonen en onmiddellijk in actie komen. Dat stellen de vijf Nederlandse klimaatexperts die aan het vandaag verschenen IPCC-rapport hebben bijgedragen. Een dergelijke versnelling en versterking van beleidsmaatregelen is nog mogelijk – maar vereist een verregaande transformatie van de systemen die ten grondslag liggen aan onze economie, zoals energie, industrie, transport en landbouw. De komende jaren zijn daarbij doorslaggevend.
Stijgende mondiale uitstoot van broeikasgassen
Vergeleken met eerdere decennia, was in het afgelopen decennium (2010-2019) sprake van de grootste absolute toename van de mondiale uitstoot van broeikasgassen, ook al vlakte de procentuele toename af. Ondanks een afname van de energie-intensiteit (de uitstoot per verdiende euro) en een koolstofarmere energieproductie (de uitstoot per geproduceerde energie-eenheid), zorgde de groei van industrie, transport, energieproductie, landbouw en de gebouwde omgeving voor een stijgende uitstoot.
De regionale verschillen zijn daarbij groot. Economisch ontwikkelde landen waren verantwoordelijk voor 24 procent van de uitstoot en de allerarmste landen voor 3 procent in 2019. Wel daalde van een groeiend aantal – vooral rijke – landen in de afgelopen tien jaar de uitstoot, zowel dankzij beleid als vanwege autonome trends.
Huidige toezeggingen van landen volstrekt onvoldoende
De huidige toezeggingen van landen over beperking van hun uitstoot zijn onvoldoende om de temperatuurstijging onder de 1,5 graden te houden. Zonder aanscherping van de huidige plannen stevent de wereld volgens het IPCC af op circa 3,2 graden opwarming in 2100. Voor 1,5 graden geven de meeste berekeningen aan dat de mondiale uitstoot vóór 2025 zijn hoogste punt bereikt moet hebben, rond 2030 al bijna gehalveerd moet zijn en rond 2050 op nul moet uitkomen, om daarna negatief te worden, dat wil zeggen dat er grote hoeveelheden CO2 uit de atmosfeer worden gehaald. Om ruim onder de 2 graden te blijven is er iets meer ruimte, maar ook hier moet de uitstoot in de komende jaren fors dalen en enkele decennia later op nul uitkomen. Het huidige klimaatbeleid is nog volstrekt onvoldoende en levert in 2030 hooguit een stabilisatie van de uitstoot op.
Het nieuwe IPCC-rapport laat zien dat de komende jaren cruciaal zijn om aan het Parijsakkoord te voldoen. De weg naar het doel is een smal paadje geworden. Alleen als we de mondiale uitstoot vóór 2030 fors kunnen reduceren, liggen de Parijsdoelen nog binnen bereik. Cruciaal is om rond het midden van de eeuw op een uitstoot van netto nul uit te komen. Dat betekent dat bij investeringen nu reeds dit doel centraal moet staan.
Prof. dr. Detlef van Vuuren
Transformaties in sectoren
Het verminderen van de uitstoot vraagt een verregaande transitie van belangrijke economische sectoren waaronder energie, transport en landbouw. Bij energie gaat het bijvoorbeeld om het verminderen van het energieverbruik, efficiënter omgaan met energie, en het gebruik van koolstofarme energiebronnen, in onder meer industrie en de gebouwde omgeving. In sommige industriële sectoren is het niet mogelijk nul uitstoot van CO2 te bereiken. Om de restuitstoot te compenseren, is verwijdering van CO2 uit de lucht nodig. In steden bieden onder meer renovatie en herbestemming van gebouwen, stedelijke inrichting, en fietsen, lopen en openbaar vervoer kansen om de uitstoot efficiënt te verminderen. Landbouw en bosbeheer kunnen de uitstoot van broeikasgassen rechtstreeks verminderen, extra CO2 vastleggen en daarnaast bijdragen via vervanging van energie- en broeikasgas-intensieve grondstoffen en materialen. Daarbij moet gelet worden op eventueel nadelige effecten voor voedselzekerheid en biodiversiteit.
De kosten van verschillende uitstoot-arme technologieën, zoals die voor duurzame energie, zijn sinds 2010 scherp gedaald door onder meer innovatiebeleid en leereffecten. Ook hebben een stringenter mitigatiebeleid en nationale klimaatwetten geleid tot meer investeringen in koolstofarme technologieën en infrastructuur, en is er veel private interesse voor bosherstel. Echter, er gaan nog altijd meer publieke en private investeringen naar fossiele brandstoffen dan naar mitigatie en adaptatie.
Een pakket aan beleidsinstrumenten met zowel regelgeving als marktinstrumenten is nodig om de uitstoot aanzienlijk te verminderen en innovatie stimuleren. Met maatregelen die minder dan 100 US dollar per gereduceerde ton CO2 kosten kan de mondiale uitstoot in 2030 gehalveerd worden ten opzichte van 2019. Ook gedragsverandering, zoals energiebesparing, duurzame energie en vervoer, en vermindering van vlees- en zuivelconsumptie in rijke landen kunnen op korte en langere termijn een grote bijdrage aan de uitstootvermindering leveren (40-70 procent in 2050) en tegelijkertijd bijdragen aan welzijn en gezondheid.
Nieuw in dit rapport is dat het de mogelijkheden schetst om de ernstigste klimaatverandering nog te voorkomen: mogelijkheden in gedragsverandering, politieke actie, innovatie en internationale samenwerking, bijvoorbeeld op het gebied van financiering en investeringen.
Prof. dr. Heleen de Coninck
Klimaatactie en duurzame ontwikkeling
Een andere belangrijke conclusie van het rapport is dat duurzame ontwikkeling niet zonder klimaatmitigatie mogelijk is, en klimaatmitigatie niet zonder duurzame ontwikkeling. Voor een groot deel gaan klimaatmaatregelen hand in hand met het realiseren van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s), maar soms staan doelen ook op gespannen voet met elkaar. Beperkte economische, sociale en institutionele middelen in lage- en middeninkomenslanden leiden vaak tot een hoge mate van kwetsbaarheid en een gering aanpassingsvermogen. Zo heeft de scherpe daling van kosten van technologieën voor zonne-energie en elektrische auto’s positieve gevolgen voor het terugdringen van de uitstoot, maar negatieve gevolgen voor het milieu en mensen – denk aan de winning van grondstoffen voor batterijen in lage- en middeninkomenslanden. Rechtvaardigheid is daarom een belangrijke randvoorwaarde voor gebruikmaking van deze technologieën, binnen landen, maar ook over landsgrenzen heen.
Bijdrage vanuit Nederland
Het WGIII-rapport is geschreven door meer dan 200 experts uit de hele wereld. Vijf vooraanstaande Nederlandse klimaatonderzoekers droegen bij aan dit rapport en aan de samenvatting voor beleidsmakers (Summary for Policy Makers):
- Heleen de Coninck (Technische Universiteit Eindhoven / Radboud Universiteit): Coordinating Lead Author Innovatie, technologie en technologieoverdracht;
- Gert-Jan Nabuurs (Wageningen Universiteit): Coordinating Lead Author Landbouw, bosbouw en landgebruik;
- Detlef van Vuuren (Planbureau voor de Leefomgeving / Universiteit Utrecht): Lead Author lange termijn scenario’s;
- Linda Steg (Rijksuniversiteit Groningen): Lead Author energiesystemen en coördinator haalbaarheidsstudies;
- Kornelis Blok (Technische Universiteit Delft): Lead Author Multisectorale perspectieven.
Informatie over het IPCC en over het rapport ‘Mitigation of Climate Change’
Het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) is de organisatie van de Verenigde Naties om de risico's van klimaatverandering te evalueren. Het IPCC doet zelf geen onderzoek, maar zorgt ervoor dat beleidsmakers gevoed worden met de meest actuele en relevante wetenschappelijke inzichten rondom klimaatverandering. Iedere zeven jaar geeft het IPCC een nieuw overzicht van de wetenschappelijke inzichten rond klimaatverandering.
Het rapport dat vandaag gepubliceerd wordt is het derde deel van het rapport en gaat in op het tegengaan van verdere klimaatverandering en welke maatregelen daarvoor nodig zijn (Mitigation of Climate Change). Deel 1 kwam afgelopen augustus 2021 uit en ging over de natuurwetenschappelijke basis (The Physical Science Basis), deel 2 over aanpassing aan de gevolgen (Impacts, Adaptation and Vulnerability) werd een maand geleden gepubliceerd.
Nieuwe elementen in het derde rapport zijn: meer aandacht voor de bijdrage van maatregelen die de vraag naar producten en diensten reguleren, van innovatie, de haalbaarheid van maatregelen en gedragsaspecten. Het rapport combineert mogelijke ontwikkelingen tot 2030, op basis van toezeggingen die landen hebben gedaan om te uitstoot van broeikasgassen te beperken, met scenario’s voor mogelijkheden op middellange (2050) en de lange-termijn (2100).