Miljoenenimpuls voor jong vakgebied cellulaire agricultuur
Op 21 oktober 2022 werd een overheidssubsidie van €60 miljoen toegekend aan een ambitieus voorstel rondom cellulaire agricultuur, een jong vakgebied dat dierlijke producten zoals vlees en eiwitten rechtstreeks uit dierlijke cellen en micro-organismen wil produceren. Deze financiële ondersteuning – de grootste ooit door een landelijke overheid voor cellulaire agricultuur – is afkomstig uit het Nationaal Groeifonds. Het plan was ingediend door de Cellulaire Agricultuur Nederland Stichting (CANS), in samenwerking met het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Prof. Marcel Ottens, bestuurslid van CANS en groepsleider binnen de sectie BioProcess Engineering van de TU Delft, stond aan de wieg van het voorstel.
Is de champagne ontkurkt toen u de beslissing hoorde?
“In april 2022 was er een persconferentie met de voorlopige toekenningen. We zaten toen als bestuur bij elkaar en wisten nog niet of wij bij de gelukkigen hoorden. Toen dat zo bleek te zijn, is er inderdaad een flesje champagne opengegaan, ja. Het is ontzettend bevredigend dat ons voorstel tot iets heeft geleid, want er zat ontzettend veel werk in. Ik denk dat het voor de sector als geheel geweldig nieuws is.”
De meeste mensen kennen cellulaire agricultuur van kweekvlees: peperduur vlees dat uit dierlijke stamcellen is gegroeid en waarvoor geen dieren geslacht hoeven te worden.
“Kweekvlees, of clean meat, spreekt het meest tot de verbeelding. Maar het is slechts de helft van het verhaal. We gaan ook werken aan precisie-fermentatie, waarbij micro-organismen eiwitten produceren als voedsel voor mensen of dieren. Dit is onderdeel van de zogenaamde eiwittransitie, die cruciaal is voor de duurzame voedselketen van de toekomst.”
Wat zijn de uitdagingen die jullie gaan aanpakken?
“De stand van zaken voor vlees en microbieel eiwit is heel verschillend. Micro-organismen lenen zich goed voor grootschalige productie, kijk maar naar de schaal waarop bier geproduceerd wordt met gist. Bij kweekvlees is dat anders. Een enkele burger kunnen we al maken, maar hoe moeten we dat opschalen tegen een betaalbare prijs? Het vlees wordt gemaakt op basis van dierlijke stamcellen, en die zijn veel gevoeliger dan micro-organismen. Dat vergt een uitgekiend procesontwerp. We gaan onderzoek doen naar technische en naar biologische aspecten, maar ook naar sociaal-maatschappelijke aspecten. Dat is voor ons als consortium een heel belangrijk thema: de maatschappij meenemen in de ontwikkeling van deze technologie.”
Op welke schaal kunnen we straks vlees en eiwitten produceren met deze nieuwe technologie?
“Op dit moment wordt celkweek al gebruikt in de biofarmaceutische industrie, maar dan voor de productie van medicijnen. De voedselindustrie vertegenwoordigt een veel grotere schaal. Misschien komen we ergens daartussen uit. De uitdaging is vooral om de eiwitrijke voeding kosteneffectief te produceren. Het gaat dan om de apparatuur en het procesontwerp maar ook over de voedingsstoffen, toevoerlijnen en de cellen. Dat is zo mooi aan het consortium: we hebben verschillende partijen bij elkaar gebracht die de hele waardeketen vertegenwoordigen. Door samen te werken, kunnen we met een integrale blik deze uitdagingen aanpakken.”
Is een achtjarig programma wel voldoende om dat voor elkaar te krijgen?
“Met dit programma zetten we de eerste stappen. Als CANS zijn we nu al anderhalf jaar bezig om samen met het ministerie van LNV dit plan vorm te geven. In die tijd zijn we steeds meer gaan inzoomen op de zaken die als eerste nodig zijn: onderzoek, onderwijs en open-toegankelijke opschaalfaciliteiten. We gaan beginnen met drie tenure-track Assistant Professors en promovendi in Wageningen, Maastricht en Delft. Daarna, in 2025 en 2027, zullen we samen met NWO “open calls” organiseren nieuwe onderzoeksprojecten, zodat de nieuwste ontwikkelingen ingebed kunnen worden, en onderzoeksgroepen in het hele land een kans krijgen om deel te nemen.
Wat is uw rol in het nieuwe programma?
“Ik zal allereerst verantwoordelijk zijn voor het onderzoeksprogramma. Daarnaast zal mijn eigen onderzoeksgroep in Delft ook deelnemen. Ons specialisme ligt bij bioprocessen, bijvoorbeeld voor de voedingsindustrie. Een van de drie aan te stellen tenure-trackers binnen het programma zal daarom in Delft komen en werken aan het kweken van cellen. Ook zullen we onze opschalingsfaciliteit, de Bioprocess Pilot Facility (BPF), inzetten voor het onderzoek. Dat is een belangrijk onderdeel van het programma: het is vaak zo dat je op kleine schaal een mooi proces ontwikkelt maar er vervolgens geen geld is voor het bouwen van procesfaciliteiten om deze nieuwe ideeën op grotere schaal uit te proberen. Met onze BPF en Brightlands in Limburg willen we het cellulaire agricultuur-veld helpen bij de opschaling. Tot slot ben ik, naast onderzoeker, ook opleidingsdirecteur van de het post-masterprogramma “Bioprocess Engineering”. In hun tweede jaar kunnen studenten van die opleiding straks een ontwerpopdracht binnen het Groeifondsprogramma uitvoeren.”
Er nemen ook HBO en MBO-instellingen deel aan het consortium.
“Inderdaad. Bedrijven in de sector vragen om goed opgeleid personeel. We trekken samen op om goede mensen op te leiden en urgente vraagstukken op te lossen. Het onderwijs beperkt zich niet tot de universiteit: ook aan het HBO en MBO zal onderwijs gegeven worden, en aan de HBO zal een gedeelte van het toegepaste onderzoek uitgevoerd worden.”
Cellulaire agricultuur is een relatief nieuw vakgebied. Hoe staat Nederland ervoor?
“De randvoorwaarden binnen Nederland zijn goed. Wij hebben een goede naam, en de bedrijven van het eerste uur op dit gebied. Maar om door te groeien en meer activiteit aan te trekken, is het belangrijk dat we knelpunten wegnemen en de juiste mensen opleiden. We hebben een ecosysteem nodig zodat het voor marktpartijen aantrekkelijk is om zich hier te vestigen. Eén ding zweeft natuurlijk nog boven de markt en dat is de wetgeving. Je kunt wel zaken produceren, maar als mensen het niet mogen consumeren... Voedselveiligheid staat natuurlijk bovenaan. Daar proberen we ook aan bij te dragen, en dan niet alleen in Nederland, maar in heel Europa.”
Wat is het belang van deze subsidie?
“Er zijn genoeg bedrijven al bezig met cellulaire agricultuur. Zonder deze subsidie zouden ze heus wel doorgaan en er zou ook onderzoek gedaan worden, maar niet op een gefocuste manier. Je hebt veel meer impact als je het op een geïntegreerde manier doet. Daar zit de meerwaarde. Zo voorkomen we dat bedrijven Nederland gaan verlaten, bijvoorbeeld naar Singapore, waar ook aan de weg wordt getimmerd op het gebied van cellulaire agricultuur. Met dit programma proberen we het vestigingsklimaat en het ecosysteem zo goed mogelijk te maken, wat het verdienvermogen van Nederland enorm zal helpen.”
Prof.dr.ir. M. Ottens
Full professor
- +31 15 2782151
- +31 15 2782363 (secr)
- m.ottens@tudelft.nl
-
Room: B58-C0.550