Transdisciplinair denken en doen - Voor een rechtvaardige energietransitie

Nieuws - 07 maart 2022

Gerdien de Vries en Mariëlle Feenstra zijn beiden werkzaam aan de Delftse Faculteit Techniek, Bestuur en Management (TBM) op het grote thema van de energietransitie. De Vries is klimaatpsycholoog, Feenstra is bestuurskundige en op social media bekend als ‘energy feminist’. Geen usual suspects dus aan een technische universiteit. Waarom is juist hun expertise en ervaring zo waardevol voor het versnellen van de energietransitie? 

“Als mensen horen dat ik klimaatpsycholoog ben, denken ze soms dat ik patiënten met vliegschaamte op mijn therapeutensofa heb liggen!”, lacht Gerdien de Vries. Een misverstand, zij  is geen klinisch psycholoog. Wat De Vries wel doet is methoden en modellen uit de psychologie gebruiken om menselijk gedrag rondom klimaat issues te onderzoeken. Dit kan gaan over wat De Vries de “individuele mechanismen” noemt, zoals, wat bepaalt de weerstand van mensen tegen, of juist sociale acceptatie van, windparken of CO2-opslag in de spreekwoordelijke achtertuin? Maar het is natuurlijk niet alleen het gedrag van burgers dat het welslagen van de energietransitie zal bepalen. De drijfveren en keuzes van politici, beleidsmakers, ondernemers en ja ook wetenschappers zijn minstens zo belangrijk. De Vries is geïnteresseerd in dit grote, complexe speelveld. Ze is ervan overtuigd dat psychologische experimenten en inzichten kunnen bijdragen aan, bijvoorbeeld, de formulering van effectief energiebeleid of het ontwerp van innovatieve klimaattechnologie. 

Interdisciplinair

De Vries is Universitair Hoofddocent en sinds twee jaar directeur van het  TPM Energy Transition Lab, een functie die haar op het lijf geschreven is. Het lab geeft ruimte aan wetenschappers aan de TBM faculteit om binnen een veilige omgeving innovatief interdisciplinair onderzoek op te zetten naar de ontwikkeling van nieuwe benaderingen, methoden en instrumenten voor het versnellen van de energietransitie. Zo heeft een team jonge wetenschappers geld gekregen om onderzoek te doen naar het bestaan van - en omgaan met - complottheorieën over klimaatverandering en de energietransitie in Nederland. Een andere groep, bestaande uit onder andere een serious game ontwerper en een modelleur, hebben ondersteuning gekregen om een Infrarium te ontwikkelen. Een zeecontainer  gevuld met apparatuur, kabels, stekkers, contactdozen, sirenes, en lampen waarin beslissers in de energietransitie (zoals beleidmakers) kunnen oefenen met besluitvorming onder hoge druk en onzekerheid.

Blik naar buiten

Het Energy Transition Lab is een groeiende community met twee eigen postdocs, een PhD club, een seminar series, en een Denk Tank. Deze laatste heeft onder meer de functie om te reageren op vragen die de universiteit van buiten bereiken, zoals van beleidsmakers, ondernemers of journalisten. “Die blik naar buiten is essentieel,” zegt Mariëlle Feenstra, die sinds een half jaar als gastonderzoeker aan de TU Delft verbonden is. “Zoals we inmiddels weten is de energietransitie méér dan een technologie-gestuurde overstap van fossiele naar hernieuwbare energie. Een nieuwe manier van denken is nodig, zoals bijvoorbeeld van een aanbodgericht naar vraaggedreven energiesysteem, wat weer noopt tot verstrekkende beleidsmatige en bestuurlijke keuzes. Ik vind het daarom heel tof te merken dat de triple helix aan de TU Delft zo goed verankerd is.” Feenstra doelt op samenwerken en kennis delen tussen de universiteit, overheid en industrie, iets wat met de opening vorig jaar van de Climate Action Hub op de Campus Den Haag verder geïntensiveerd wordt.

Grote vragen

Tegelijk benadrukt Feenstra dat,  als je je als wetenschapper aan een technische universiteit inlaat met maatschappelijke en beleidskwesties, je er niet omheen kunt om nog een extra kritische denkstap te zetten. Zo staat op de lustrum website dat de TU Delft het voortouw wil nemen in een ‘schoon, betaalbaar, veilig en betrouwbaar energie systeem’. Feenstra: “Dan komt bij mij meteen de vraag op: betaalbaar voor wie?’” Dit is een van de vele conceptuele, normatieve en ethische vragen die volgens haar gesteld moeten worden als we nadenken over wat we als samenleving willen bereiken met de energietransitie. Wat bedoelen we precies met een duurzaam of rechtvaardig energiesysteem? En wat moet er dan veranderen, waarom, en voor en door wie? 

Een concreet probleem waar zowel Feenstra als De Vries op wijzen, is dat er nog veel te veel gedacht wordt vanuit containerbegrippen als “het huishouden” of “de energieconsument”. Feenstra geeft een voorbeeld. Veel gemeentes kiezen voor het beleidsinstrument ‘subsidies’ voor huishoudens die zonnepanelen laten installeren. Maar, zegt ze, deze keuze is gebaseerd op een aantal aannames: dat particulieren eigenaar zijn van het dak van hun woning, dat zij de middelen hebben om de initiële investering te doen, en dat ze overweg kunnen met het papierwerk van de subsidieaanvraag. Feenstra: “Feitelijk sluit deze beleidskeuze een grote groep uit, zoals de 40% huurders, de vele mensen zonder spaargeld, en de 20% functioneel ongeletterden die de Nederlandse samenleving telt. Zij kunnen niet kunnen bijdragen aan dit aspect van de energietransitie, en er dus ook geen voordeel uit halen. Hierdoor ontstaat er een duurzaamheidskloof: de rijken worden rijker, de armen armer. We moeten als samenleving minimaal de vraag stellen of dat is wat we willen, en of het misschien ook anders kan.” 

Gender en justice

In het denken over ‘energy justice’, de expertise van Mariëlle Feenstra, neemt gender een centrale plaats in. Ten eerste valt op dat, hoewel uiteraard de helft van de energieconsumenten vrouw is, dit slechts geldt voor 22% van de energieproducenten, en onder de besluitvormers in de energiesector vrouwen nog sterker ondervertegenwoordigd zijn. Op basis van methoden en analyses die zij ontwikkelde voor haar jarenlang onderzoek in Sub-Sahara Afrika, en die ze tijdens haar promotieonderzoek ook toepaste op de Europese situatie, stelt Feenstra dat het Nederlandse energiebeleid, zowel conceptueel als in de uitvoering, grotendeels blind is voor de gender dimensie. 

In het 250 pagina’s tellende Klimaatakkoord, bijvoorbeeld, dat in 2019 werd gepresenteerd door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, werden vrouwen slechts drie keer genoemd, zegt Feenstra, en dan slechts als oplossing voor het arbeidstekort in de energie- en klimaatsector. Dit is des te ironischer wetende dat de Nederlandse overheid al jaren programma’s steunt op het gebied van energy & gender in Afrika en Azië. Feenstra: “Maar ook in Nederland en andere Europese landen zien we dat bepaalde groepen vrouwen, zoals alleenstaande moeders en ouderen, geen gelijke toegang hebben tot energie, of zelfs lijden aan energiearmoede.” Deze mensen wonen in een koud huis, of zijn bijvoorbeeld genoodzaakt gebruik te maken van de voedselbank om toch die energierekening te kunnen betalen. 

Er valt met andere woorden ook in Nederland nog een wereld te winnen als het gaat om de justice kant van de energietransitie. Uiteindelijk gaat het over inclusie: staan we toe dat de energietransitie de ongelijkheid vergroot, of grijpen we het juist aan als een kans om die ongelijkheid te verkleinen?

Verbinden

Om die complexe vragen samen te beantwoorden, suggereren De Vries en Feenstra, zijn op een technische universiteit mensen nodig zoals zij die, vanuit hun interdisciplinaire kennis en ervaring, - maar ook door hun karakter - het gesprek openen, kritische vragen stellen, alternatieven aanbieden, en vooral ook: verbinden. “Als traditionele oliemannetjes en vrouwtjes”, grapt Feenstra, een uitdrukking waarvoor als de energietransitie doorzet wellicht ook een nieuw woord bedacht zal worden. En die transdisciplinaire rol wordt toenemend gewaardeerd. Beide wetenschappers zijn positief over de aandacht die er bij hun Delftse collega’s is voor de sociale, ethische en psychologische aspecten van technologieontwikkeling. “We worden steeds vaker gevraagd om al in een vroeg stadium mee te denken,” zegt De Vries. Dit kan over grote conceptuele vraagstukken gaan, maar ook heel concreet zijn. Bijvoorbeeld, wat gebeurt er met het technisch ontwerp van een slimme (energie)meter als je menselijk gedrag, gender, duurzaamheid en economische efficiëntie meeneemt? Grote kans dat er verschillende apparaten ontworpen worden voor, bijvoorbeeld, een alleenstaande oudere dame en een gezin met pubers. 

Niet alleen de wetenschappelijke staf, ook de TU Delft als instituut kiest ervoor om aandacht te schenken aan het sociaalwetenschappelijk aspect van de energietransitie, bijvoorbeeld door Gerdien de Vries voor dit lustrumjaar te selecteren als een van de tien Energy Accelerators, en daarmee haar werk als klimaatpsycholoog in de spotlight te zetten. “Best een stoere keuze”, vindt De Vries. 

Solidariteit

Tenslotte een vraag die op Internationale Vrouwendag gesteld moet worden: ervaren De Vries en Feenstra  ook solidariteit van het Delftse management en collega’s voor hun rol als vrouwen in de door mannen gedomineerde energiewereld? Het antwoord is ja, ze ervaren die solidariteit niet alleen van vrouwelijke maar ook van mannelijke collega’s. Dat is soms op persoonlijk vlak, maar ook in de zin dat aandacht voor gender justice vaker opduikt in presentaties of onderzoeksvoorstellen van mannelijke collega’s. De Vries noemt ook de Corporate Communications office die in actie komt zodra er ongepaste opmerkingen op social media verschijnen na publieke optredens door vrouwelijke Delftse wetenschappers. 

Anderzijds vermoeden ze dat het soms tokenism is, wanneer ze als enige vrouw, en soms op het laatste moment, gevraagd worden voor een wetenschappelijke commissie of publieksevent op hun vakgebied. Maar ook die momenten grijpen Feenstra en De Vries graag aan om voor het voetlicht te brengen waar zij hun wetenschappelijke denkkracht en creativiteit voor inzetten: het ontwerpen van een duurzame, betaalbare energietransitie gestoeld op principes van gelijkheid en rechtvaardigheid. 

-- door dr. Ellen Lammers, 7 maart 2022