Nieuwe hoogleraar Buiding Services Innovation wil het onzichtbare hoog op de agenda zetten
Wanneer je tot soms wel 1000 euro per vierkante meter uitgeeft aan een gebouwinstallatie, dan is een gedegen plan vooraf geen overbodige luxe. Toch hebben installatieplannen vaak geen hoge prioriteit in een project. Dat het gros van de installaties uiteindelijk onzichtbaar boven het plafond of in de wanden verwerkt wordt, helpt daar niet bij. ‘Toch zijn ze na ingebruikname van een gebouw jarenlang van vitaal belang. Letterlijk zelfs. Het zijn juist de installaties die bepalen wat de overall energieprestaties van het gebouw worden’, aldus Atze Boerstra. Het tij lijkt sinds afgelopen jaar te keren voor gebouwinstallaties: ‘In de wereld van de ‘building services’ gebeurt op dit moment ontzettend veel.’
Sinds medio maart is Boerstra hoogleraar Building Services Innovation aan de Faculteit Bouwkunde van de TU Delft. Boerstra studeerde Werktuigbouwkunde aan de TU Delft bij de vakgroep Koudetechniek en Klimaatregeling. In 2016 promoveerde hij aan de TU Eindhoven op het onderwerp ‘Personal Control over Indoor Climate.’ Vanaf 1996 is hij ook directeur van onderzoeks- en adviesbureau bba binnenmilieu, een Haags raadgevend ingenieursbureau gespecialiseerd in binnenluchtkwaliteit en thermisch binnenklimaat.
Atze Boerstra
De mens als uitgangspunt
Boerstra: ‘Een van de conclusies uit mijn promotieonderzoek was dat een ontwerp voor een gebouwinstallatie alleen ‘werkt’ als je niet alleen vanuit de techniek denkt, maar van het begin af aan de mens centraal stelt. Wanneer de eindgebruiker al vanaf het begin van het ontwerp op het netvlies staat, pakt het altijd beter uit. Niet alleen als het gaat om gezondheid en comfort, maar ook om bijvoorbeeld energie- en milieuprestaties.’
De menselijke maat was lange tijd bij voorbaat geen uitgangspunt in de installatie- en ontwerpwereld, maar dat verandert volgens Boerstra nu gelukkig. ‘De one-size / one-solution fits all - aanpak zie je gelukkig steeds minder in de installatiewereld.’
Relevantie
Zijn werk heeft het liefst een maatschappelijk nut. ‘Ik wil mijn hersens gebruiken voor iets dat relevant is en de wereld een stukje beter maakt. Momenteel ben ik veel bezig met het onderzoeken van installaties in verpleeghuizen. Vooral in het licht van COVID-19 pandemie. Als hoogleraar wil ik de verbetering van verpleeghuizen graag verder op de agenda zetten. Je ziet daar vaak of suboptimale installatietechnische oplossingen of op zich goed ontworpen systemen die niet optimaal gebruikt worden. Dat vind ik als specialist lastig uit te leggen en moeilijk om te zien. We besteden (terecht) veel aandacht aan het optimaliseren van klimaatinstallaties in bijvoorbeeld kantoren en scholen. Maar is het niet heel logisch om juist daar waar gevoelige groepen medelanders 24/7 bij elkaar zitten de lat ook hoog te leggen?’
Esthetische blik
Traditioneel gezien is er volgens Boerstra een duidelijke scheiding tussen de bouwkundige wereld aan de ene en de installatietechniek wereld aan de andere kant. ‘De meest duurzame en gezonde oplossingen ontstaan juist als je cross disciplinair denkt en multidisciplinair samenwerkt. Dat klinkt ergens logisch, maar in de praktijk vaart iedereen toch bij project vaak al snel een eigen koers. Ergens in het ontwerpproces komt dat dan wel weer bij elkaar, maar dat is vaak relatief laat.’
‘Bij mijn eigen projecten komt het geregeld voor dat ik iets zeg als ‘qua installatieontwerp zouden we eigenlijk x moeten doen nu, maar ik vind het er zelf ook niet uitzien’. Je moet dan op tijd als ontwerpteam naar een oplossing zoeken die technisch werkt maar die ook esthetisch verantwoord is en in het totaalbeeld past. Misschien speelt op zo’n moment mijn kunstacademie-achtergrond mee: na de TU Delft heb ik als 20-er ook een paar jaar op de academie in Rotterdam gezeten. Ik zie het als een leuke uitdaging om die twee eilanden samen te brengen.’
Schouders onder zetten
‘In de wereld van de ‘building services’ zitten we op dit moment in een energietransitie die zijn weerga niet kent. Als het gaat om het circulair maken van gebouwinstallaties dan zijn we zelfs denk ik nog maar net begonnen. Ook wat betreft digitalisering en gebouwtechniek zitten er veel veranderingen aan te komen. En wat te denken van de corona-pandemie? Die heeft onderwerpen als ventilatie en lucht-reiniging hernieuwd en serieus op de internationale agenda gezet. We leven in een interessante tijd die veel impact heeft op de installaties van de toekomst, maar we moeten er nu ook echt onze schouders onder gaan zetten. Het speelkwartier is over. Er is noodzaak voor de snelle ontwikkeling van serieuze oplossingen, een en ander met een gedeelde verantwoordelijkheid ieder vanuit zijn/haar specialisme.’
Onzichtbaar effect
Een sterke visie op installaties in gebouwen ontbreekt volgens Boerstra überhaupt nog. Ook in het onderwijs. ‘Ik vind dat dit bij veel bouwkundige opleidingen een beetje een ondergeschoven kindje is. Het idee is vaak van de architect verzint iets, en dan komt er iemand bij die werktuigbouwkunde gestudeerd heeft die het gaat uitpluizen. Dit moeten we in de toekomst anders en slimmer gaan doen. Waarbij de verschillende disciplines beter gebruik maken van elkaars talenten. Los daarvan: een architect die basis-kennis heeft over gebouwinstallaties wordt niet te afhankelijk van zijn/haar technisch adviseurs en creëert hierdoor juist extra ontwerpvrijheid voor zichzelf.
Het helpt ook niet mee dat op installaties vaak op het laatste moment wordt bezuinigd, want je ziet het toch niet. Maar als mensen eenmaal leven of werken in het bewuste pand, dan merken ze wel degelijk of het klimaat er goed is of niet. Om het met Herakleitos’ woorden te zeggen: het onzichtbare heeft meer effect dan het zichtbare. Dat merk je dan, dag in dag uit, als het pand eenmaal staat.
Al met al een extra reden om bij een gebouwontwerp niet alleen ‘het zichtbare’ maar ook het ‘onzichtbare’ bewust te ontwerpen. Denk bijvoorbeeld aan de temperatuur, de CO2 en fijnstofconcentraties binnen waar je gebouwgebruikers aan bloot stelt. Dat lukt alleen als je het installatie- en het bouwkundig ontwerp goed op elkaar aansluit.’
Ambities
‘Waar ik heel graag iets concreet mee wil is iets dat bv. in Denemarken al redelijk ver is uitgedacht: micro-klimatiseringssystemen. Dat zijn systemen die er niet op ontworpen zijn om hele luchtvolumes te verwarmen of koelen maar die met name daar klimatiseren waar mensen langere tijd zitten of liggen. Een en ander heeft veel voordelen: je kunt beter inspelen op verschillen in individuele temperatuur-behoefte en het geheel is energiezuiniger.
Mijn hoogleraarschap aan de TU Delft doe ik in deeltijd, dus ik zal moeten schipperen met de tijd die ik heb. Dat betekent gericht keuzes maken en efficiënt werken. Een belangrijke opdracht die ik heb hier aan de TU Delft heb, is het samen met collega’s initiëren en uitvoeren van veld- en productontwikkelingsonderzoek. Een achterliggend doel hierbij is om het onderwerp gebouwinstallaties steviger op de kaart te zetten bij maatschappelijke stakeholders, maar zeker ook bij architecten en de huidige generatie architectuur-studenten. Gezonde, energiezuinige en circulaire gebouwen realiseren, lukt de komende jaren namelijk echt alleen als we ook daar waar het om ‘building services’ gaat voor de 8+ (of hoger) gaan.’