Delftse studenten brengen verborgen inscripties van NSB kopstuk aan het licht
In Doodencel 601 in de voormalige strafgevangenis Scheveningen, tijdens de oorlog beter bekend als het Oranjehotel, zijn inscripties te zien van de terdoodveroordeelden die er zaten. Eén deel van de muur is echter met plamuur bedekt na de oorlog. Een groep bachelorstudenten van de TU Delft doorgrondde onder leiding van professor Joris Dik het geheim van dit stuk muur, zonder deze aan te tasten. Hun afstudeerthesis is deze week gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Heritage Science.
Het Oranjehotel was tijdens de Tweede Wereldoorlog de bijnaam van de strafgevangenis in Scheveningen, waar de Duitse bezetter tussen 1940 en 1945 meer dan 25.000 mensen gevangen zette, waaronder vele verzetsstrijders. Meer dan 250 van hen werden ter dood veroordeeld en gefusilleerd in de duinen van de Waalsdorpervlakte, waar op 13 maart 1941 de eerste massa-executie uit de oorlog plaatsvond. Het lied der achttien dooden, het verzetsgedicht van Jan Campert, herinnert aan die executie van vijftien verzetsleden en drie februaristakers. Direct na de bevrijding zaten in het Oranjehotel collaborateurs als NSB-leider Anton Mussert gevangen.
Doodencel 601, met rechts van het bed het witte, overgeplamuurde stuk muur.
Nationaal monument
Het complex, dat sinds 2009 niet meer in gebruik is als gevangenis, werd in 2019 heropend als Nationaal Monument Oranjehotel. Bezoekers van het herinneringscentrum kunnen er onder meer Cel 601 bekijken, een van de dodencellen in de D-gang. Cel 601 werd in de oorspronkelijke staat bewaard. Op de muren en deurposten zijn inscripties te zien van de terdoodveroordeelden die wachtten op hun executie op de Waalsdorpervlakte. Teksten als ‘Kop op!’ of ‘Oranje overwint’, maar ook een hart met een pijl erdoor, met ‘W.H’ en ‘M.B’ en ‘jou blijf ik trouw’. “De teksten vormen emotionele herinneringen aan hen die er gevangen zaten. Een klein deel van de muur was echter na de oorlog met plamuur bedekt, zodat eventuele inscripties niet meer zichtbaar waren”, vertelt professor Joris Dik.
Proefmuur
Op uitnodiging van het herinneringscentrum hebben studenten materiaalkunde Joost, Nienke, Rick en Esmee het bedekte stuk aan een onderzoek onderworpen. Daarbij moest de dodencel in zijn oorspronkelijke staat blijven, zodat uitsluitend niet-destructieve technieken gebruikt konden worden. “Met behulp van een monster uit de muur van de cel ernaast hebben we daarom een proefmuur gemaakt die de muur in cel 601 zo dicht mogelijk benaderde”, legt professor Joris Dik uit. Daarvoor bepaalden de onderzoekers eerst welke lagen verf en plamuur er ná de oorlog op de muur in cel 601 waren aangebracht. Vervolgens bouwden ze in Delft laag voor laag een proefmuur om hun technieken op te testen, om die vervolgens op het geplamuurde stuk muur in cel 601 toe te passen.
De studenten gebruikten verschillende technieken. Met strijklichtfotografie, waarbij het licht het object zijdelings raakt, kunnen oneffenheden in het oppervlak zichtbaar worden gemaakt; met infrarood-thermografie kan dat ook in de diepere lagen. Vervolgens gebruikten ze beeldverwerkingstechnologie om de resultaten van die beide methoden te combineren en optimaliseren. Promovendus Ruben Wiersma, die onderzoek doet naar toepassingen van machine learning voor kunstonderzoek, vertelt: “Infrarood-thermografie levert een grote reeks beelden op, die meer informatie bevat dan we in één beeld kunnen zien. Met beeldverwerkingstechnologie proberen we al die informatie in één afbeelding te vatten en de inscripties op die manier te verhelderen.”
De inscripties die door de verschillende technieken aan het licht kwamen.
Rechterhand van Mussert
Het resultaat is indrukwekkend: De muur gaf een naam, een reeks aan data en woorden als ‘Eisch’ en ‘Dood’ prijs. “Aan de hand van die informatie hebben we kunnen vaststellen dat Daniel de Blocq van Scheltinga in Cel 601 heeft gezeten, een rechterhand van Mussert”, vertelt Dik. “Tegen hem werd op 11 september 1945 de doodstraf geëist, maar hij ontsprong de dans.” De Blocq werd uiteindelijk tot twintig jaar cel veroordeeld; hij kwam na strafvermindering in 1953 vrij en overleed in 1962 in Duitsland.
Anke van der Laan, directeur van het Nationaal Monument Oranjehotel, is tevreden over het onderzoek van de studenten: “Dit is een belangrijke ontdekking in de geschiedenis van het Oranjehotel, met name voor de periode direct na de bevrijding. Voor het eerst zijn nu inscripties van een Nazi collaborateur te lezen die ook nog te herleiden zijn naar één specifiek persoon. Dat is een buitengewoon resultaat van dit onderzoek.”
Foto’s van de Blocq van Scheltinga, links in uniform en rechts bij de gevangenis in Scheveningen.
Verder onderzoek
Hiermee heeft het Oranjehotel lang niet al zijn geheimen prijsgegeven: Cel 601 is slechts een van de 120 overgebleven cellen van de gevangenis, die oorspronkelijk uit vijfhonderd cellen bestond. Deze cellen zijn echter nog tot 2009 in gebruik geweest en sinds de oorlog verschillende malen overgeschilderd. Dat betekent dat strijklichtfotografie hier niet gebruikt kan worden, maar met geavanceerde thermografie kan ongetwijfeld ook hier onder het oppervlak gekeken worden. “Er is nog veel meer bewaard gebleven om te ontdekken”, concludeert Dik.
Meer informatie
Publicatiegegevens, Revealing unique inscriptions of a Nazi collaborator in Doodencel 601 of the Oranjehotel, Joost Wempe, Rick van den Brink, Esmee Mooldijk, Nienke Feirabend, Ruben Wiersma, Jilt Sietsma, Joris Dik, DOI: 10.21203/rs.3.rs-22940/v1
Contact
Professor Joris Dik, j.dik@tudelft.nl, 015 2789571
Persvoorlichter TU Delft: Dimmy van Ruiten, d.m.vanruiten@tudelft.nl, 0639844164
Communicatie Nationaal Monument Oranjehotel: Hans Gramberg, communicatie@oranjehotel.org, 06 127 65 373