Voorspellingen over energieverbruik in woningen ontrafeld

Nieuws - 26 februari 2020 - Communication BK

Energiesimulatiemodellen zijn veelgebruikte hulpmiddelen bij woningverduurzaming, maar hebben één probleem: de voorspellingen die ze voorschotelen kloppen in de praktijk vaak voor geen meter. Promovendus Paula van den Brom analyseerde werkelijk en theoretisch energiegebruik in meer dan een miljoen woningen en ontwikkelde een kalibratiemethode om de modellen op woningvoorraadniveau te verbeteren.

Twee woningen kunnen allebei een energielabel A hebben, maar in de praktijk toch een totaal verschillend energieverbruik hebben. Rara, hoe kan dat? Voor de hand ligt dat het gedrag van bewoners een rol speelt. Als zij voortdurend een temperatuur wensen van 24 graden Celsius en twee maal per dag tien minuten onder de douche staan blijft er van de voorspelling van het model weinig over. Want dat gaat uit van ‘standaard’ gedrag. Gebouwkenmerken spelen ook een rol. “Het kan gevolgen hebben voor de terugverdientijd van woningverduurzaming, maar ook leiden tot verkeerd beleid. Want dat is op de modellen gebaseerd”, legt Paula van den Brom uit. “Op individueel niveau is het verschil tussen werkelijk en theoretisch gebruik eenvoudig uit te leggen, maar we vinden ook grote verschillen op woningvoorraadniveau, terwijl je zou verwachten dat hier het bewonersgedrag zichzelf zou ‘uitmiddelen’. Je moet de modellen dus veel scherper krijgen. Daarvoor moet je tot op het niveau van de individuele woning analyses uitvoeren.”

En dat kan in Nederland. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) houdt nauwkeurig het energiegebruik bij van Nederlandse huishoudens en koppelt die aan ‘microdata’ zoals gezinssamenstelling en leeftijd van bewoners. Verder is de SHAERE-database van AEDES gebruikt, die ontzettend veel informatie bevat over gebouwkarakteristieken. Wat is bijvoorbeeld het isolatieniveau? Voor veel woningen is het na te zoeken in een database.

Van den Brom voerde voor haar promotieonderzoek ‘Energy in dwellings. A comparison between theory and practice’ statische analyses uit met informatie van bijna 1,4 miljoen woningen. Die maakt verrassend genoeg duidelijk dat gebouw- en omgevingskarakteristieken bijna evenveel bijdragen aan het verschil tussen theoretisch en werkelijk energiegebruik als bewonersgedrag. 

Vier keer hoger

In haar analyse geeft Van den Brom bijzondere aandacht aan de uitschieters: de 10 procent met het hoogste en met het laagste energiegebruik. Verder zoomt ze in op het energiegebruik voor en na een renovatie. Bijzondere aandacht is er voor 90.000 woningen waarin dezelfde bewoners na renovatie terugkeerden. Dat sluit de invloed van bewonersgedrag zoveel mogelijk uit. 

Oudere woningen vallen binnen een energielabel relatief vaak in de categorie met het hoogste energieverbruik, ook na renovatie. Kennelijk is het toch moeilijk om woningen met renovatiemaatregelen op nieuwbouwniveau te brengen.

De algemene staat van de woning vóór renoveren blijkt ook van invloed op het resultaat. En eenpersoonshuishoudens gebruiken veel minder energie dan gezinnen.

Opvallend is hoe groot de verschillen met de modellen kunnen zijn. Van den Brom: “Soms ligt het verbruik wel drie tot vier keer hoger of lager.” De invloed van de gebruiker is relatief groter bij energie-efficiënte woningen dan bij energie-inefficiënte woningen. In label A woningen blijkt balansventilatie te koppelen aan een relatief laag energieverbruik, terwijl het verbruik bij natuurlijke ventilatie juist omhoog schiet. 

Algoritme

Interessante informatie, maar hoe kun je al die verschillende parameters gebruiken bij energieadvies voor tien- of honderdduizenden woningen? “Dat kan door de werkelijke energiegebruiksdata met behulp van een algoritme op een slimme manier aan elkaar relateren”, legt Van den Brom uit. “Dat maakt het mogelijk bestaande theoretische modellen op gebouwvoorraadniveau te kalibreren.”

Toen ze de proef op de som deed, bleek het gemiddelde verschil tussen werkelijk en theoretisch energiegebruik in de modellen bijna geheel verdwenen. Dat is een klinkend resultaat. Vervolgonderzoek moet ervoor zorgen dat beleidsmakers en besluitnemers de verbeterde modellen straks in de praktijk van energierenovaties en subsidiebeleid kunnen gebruiken.