Effectief Nederlands klimaatbeleid heeft structurele financiering klimaatmonitoring nodig
Nederland dreigt de boot te missen bij Europese meetprogramma’s voor het klimaat, zoals de ontwikkeling van de nieuwe satellietmissies of internationale meetnetwerken. En dat is slecht nieuws voor ons klimaatbeleid volgens Herman Russchenberg en Pier Siebesma van het TU Delft Climate Institute en decaan Faculteit Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek Henri Werij. Zij geven aan hoe Nederland blijvend zou kunnen investeren in het monitoren van onze atmosfeer en ons klimaat.
Als TU Delft hebben we onlangs onze visie op klimaatverandering en de noodzaak voor Climate Action gepubliceerd. Daarin beschrijven we welke drie pijlers er zouden moeten liggen onder goed klimaatbeleid: klimaatwetenschap, monitoren, modelleren en begrip van het klimaatsysteem, klimaatmitigatie, vermindering van de uitstoot van broeikasgassen, en klimaatadaptatie, aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering.
De basis voor deze mitigiatie- en adaptatiemaatregelen ligt in het maken van zo goed mogelijke toekomstscenario’s van wat ons te wachten staat. Zeespiegelstijging, extreem weer, droogte, verzilting, afnemende landbouwopbrengsten, verminderde biodiversiteit, verzuring van de oceanen door extra CO2-opname: waar moeten we ons nou wel of niet op voorbereiden?
We weten dat door de langdurige emissies van broeikasgassen en fijnstof de atmosfeer structureel aan het veranderen is. Maar over wat er precies in de atmosfeer gebeurt – en hoe die verandert door de toevoeging van broeikasgassen – weten we nog te weinig. Daarom zijn continue ontwikkelingen in de klimaatwetenschap cruciaal: door middel van (nog) beter meten, monitoren en modelleren willen we betere verwachtingen maken op de korte termijn, lokaal en heel gedetailleerd. Daarnaast moeten we beter inzicht krijgen hoe het weer van de toekomst eruit gaat zien. Met nauwkeurigere scenario’s hiervoor zijn er efficientere maatregelen te treffen.
Belangrijk in de klimaatdiscussie is het begrip ‘klimaatgevoeligheid’: hoeveel wordt de aarde warmer als de hoeveelheid CO2 wordt verdubbeld? Het IPCC geeft hiervoor een bandbreedte van ongeveer 1,5 tot 4,5 graden. De onzekerheid is dus groot. En de vertaling van deze mondiale onzekerheid naar klimaatveranderingen op de regionale schaal maakt deze onzekerheid nog groter. Klimaatsceptici gaan uit van de laagste of zelfs een nog lagere waarde voor klimaatgevoeligheid, terwijl activisten eerder de hoogste waarde hanteren.
De start van het Ruisdael Observatorium vorig jaar is een belangrijke stap geweest in dat proces: binnen dit nationale consortium worden binnenkort de gegevens van diverse meetstations in Nederland gecombineerd met krachtige computermodellen om uiteindelijk te komen tot simulaties van de hele Nederlandse atmosfeer met een resolutie van 100 meter.
Met alle deelnemende partners biedt het Ruisdael Observatorium straks al een zeer fijnmazig landelijk dekkend meetnetwerk, waarin een vast meetnetwerk, mobiele sensoren en uitgebreide grondstations gegevens opleveren over de fysische en chemische eigenschappen van de atmosfeer en zijn interactie met het aardoppervlak.
Wat nog mist is de structurele deelname aan Europese meetprogramma’s, zowel vanaf de grond als vanuit de ruimte. Nu is de dekking van bijvoorbeeld CO2-metingen boven Nederland lang niet optimaal, maar in Europees verband moeten de Sentinel-satelietmissies daar verandering in gaan brengen. Helaas is Nederland tot nog toe niet heel actief betrokken bij dat CO2-programma. En dat terwijl wij technisch heel goed in staat zouden zijn om bijvoorbeeld sensoren toe te voegen waarmee - onder andere - CO2-concentraties veel nauwkeuriger in kaart gebracht kunnen worden. Ook is Nederland terughoudend met deelname aan Europese netwerken voor het meten van broeikasgassen en fijnstof, en de resulterende lokale effecten hiervan op waterdamp, wolken, neerslag en temperatuur. Laat staan dat Nederland een voortrekkersrol wil spelen - en dat terwijl hier legio kansen liggen voor innovatie, mede gezien ons grote track record op dit gebied. Het is ons niet duidelijk wat nu precies de politiek weerhoudt om hier actiever stappen in te zetten, maar, naast enig politiek lef, speelt (gebrek aan) financiering ook hier ongetwijfeld een rol.
En dat brengt ons tot een punt dat wij met klem opnieuw willen maken. De politieke horizon, die slechts enkele jaren behelst, valt niet samen met de schaal waarop klimaatprocessen zich voltrekken. Alleen met lange datareeksen krijgen we voldoende inzicht in de trends van klimaatverandering, de oorzaken en onderliggende processen. Om die continuïteit te waarborgen, pleiten wij er voor om structureel een vast bedrag van het budget voor het klimaatbeleid, zoals het Deltaprogramma of het Energie-akkoord, vanuit de overheid te reserveren voor een brede monitoring van de effecten van klimaatverandering in Nederland, en ‘ons’ deel van de Noordzee. Wij denken daarbij aan 1% van het budget van klimaatprojecten. Niet heel exorbitant dus, maar wel essentieel: klimaatmonitoring is hard nodig voor de optimalisatie van ons klimaatbeleid.
Prof.dr.ir. Herman Russchenberg, Hoogleraar Atmospheric Remote Sensing, Faculteit Civiele Techniek & Geowetenschappen, Directeur TU Delft Climate Institute
Prof. dr. Pier Siebesma, Hoogleraar Atmospheric Science, Faculteit Civiele Techniek & Geowetenschappen, TU Delft
Prof.dr. Henri Werij, Decaan Faculteit Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek, TU Delft
Image: NASA