Afscheidsinterview Freek Kapteijn

Nieuws - 16 januari 2019 - Communication TNW

Als een van de meest geciteerde onderzoekers van de TU Delft en winnaar van de prestigieuze Hoogewerff Gouden Medaille is hoogleraar Freek Kapteijn een grote naam op het gebied van de katalyse en de chemische technologie. Na een lange en vruchtbare carrière, waarvan hij zo’n 26 jaar in Delft heeft doorgebracht, is hij nu officieel met pensioen. Toch kun je hem nog regelmatig tegen het lijf lopen in het Applied Sciences-gebouw. Freek Kapteijn is er de man niet naar om alles te laten vallen en achter de geraniums plaats te nemen.


Wat ga je het meeste missen?
‘Op dit moment mis ik nog niets, want ik ben nog behoorlijk actief, voornamelijk met de nasleep van een Europees project dat ik gecoördineerd heb genaamd M4CO2. Dat draait om carbon capture, het afvangen van CO2 bij kolengestookte centrales. Het project is gericht op de tussenperiode waarin we nog steeds kolen gebruiken om energie op te wekken. Daarbij is het natuurlijk zaak om te voorkomen dat je teveel CO2 de lucht in stookt. De EU had een groot programma om CO2 af te vangen via verschillende technieken, en wij hebben voor membraantechniek gekozen om ons onderzoek naar MOF’s, metal organic frameworks, verder te kunnen uitbreiden. Het project is bijna afgelopen en nu er een vervolgproject waarbij onze resultaten verder worden ontwikkeld tot demonstratieproject. Ik begeleid hier de TU-activiteiten, die vooral in de eerste twee jaar zullen plaatsvinden.’

Je had er blijkbaar geen behoefte aan om je werk volledig neer te leggen?
‘Nee, zo zit ik niet in elkaar. Ik vind dat ik een zekere verantwoordelijkheid heb ten opzichte van de promovendi en postdocs die onder mijn leiding zijn begonnen. Ik wil alles netjes achterlaten. Het geeft natuurlijk ook een wat rustiger overgang als er niet van de ene op de andere dag niets meer is.’

Je pensioen valt min of meer samen met de oplevering van het nieuwe Katalyselab. Wat betekent dit lab voor je sectie?
‘Het belangrijkste is dat we als sectie herenigd zijn. Een deel van het onderzoek liep nog op de oude locatie. Als je groep gesplitst is, is dat natuurlijk niet goed voor de teamgeest. Wat het onderzoek betreft: we hadden natuurlijk al een hogedruklab in het oude gebouw. Toen gingen we verhuizen en mochten we hier in de opstellingen niet hoger gaan dan 10 bar. De keuze was: of de helft van de apparatuur weggooien, of voor faciliteiten zorgen waarbij we ook bij hogere druk, bij industriële condities, konden gaan werken. Het nieuwe lab heeft modernere apparatuur en is anders opgezet, waardoor het voldoet aan de richtlijnen die tegenwoordig gelden. We kunnen hier nu dus industriële condities nabootsen, en bepaalde zaken onderzoeken die we voorheen niet konden onderzoeken. We zijn nu bezig met de zoektocht naar mijn opvolger en hebben een goede kandidaat op het oog die zijn sporen heeft verdiend op hogedrukgebied.’

Waar ben je het meest trots op?
‘Lastige vraag… Soms heb je van die artikelen die veel inspanning hebben gekost en die dan toch uit zijn gekomen. Die worden dan redelijk geciteerd, maar je ziet de inspanning er niet vanaf. Toch ben je daar dan trots op. Verder ben ik natuurlijk trots op promovendi en studenten die ik al die jaren heb mogen begeleiden. Sommige van hen zijn echt fantastisch en zijn cum laude afgestudeerd. Bij reünies houd ik ook een heel verhaal over wat er de afgelopen tijd is gebeurd, waar iedereen terecht is gekomen, op welk congres iemand een praatje heeft gehouden, of welke prijs iemand heeft gewonnen. Ik ben dan net zo trots als ze zelf zijn. En over prijzen gesproken: ik ben er natuurlijk ook erg trots op dat ik de Hoogewerff Gouden Medaille heb ontvangen. In de wereld van de chemische technologie is dat een van de meest prestigieuze awards van Nederland. Het zijn hele illustere voorgangers geweest die deze prijs hebben gewonnen, ook hoogleraren uit Delft, en het voelt heel apart dat ik in zo’n mooi rijtje sta.’

Wie is voor jou de belangrijkste collega geweest?
‘Dat is Jacob Moulijn geweest. Ik heb aan UvA gestudeerd en ben daar gepromoveerd op heterogene katalyse, de metathesereactie, een hele mooie reactie waarvoor een aantal jaren geleden de Nobelprijs is uitgereikt. Na mijn promotie ben ik bij Moulijn terechtgekomen. Moulijn verhuisde op een gegeven moment naar Delft, ik geloof in 1989. Hij wilde mij meenemen, maar ik was net de verkeerde kant op verhuisd. Ik heb toen in Amsterdam veel van de promovendi die onder Moulijns hoede stonden voor mijn rekening genomen. In 1992 ben ik ook naar Delft gekomen. Moulijn en ik hebben altijd goed samengewerkt en dat is iets wat ik erg belangrijk vind.’

Kun je dat toelichten?
Nou, tegenwoordig zie je dat er nogal ingestoken wordt op individualisme. Dat kan misschien werken in bepaalde vakgebieden. Maar als technoloog heb je een brede belangstelling. Adsorptie, scheiding met membranen, katalyse, het zijn allemaal hele brede speelvelden. Als technoloog moet je die breedte hebben, dan ontstaat er iets. Mensen worden tegenwoordig een beetje gepusht om zich individualistisch op te stellen en dat is jammer. Niet dat iedereen hier zo is hoor, absoluut niet, maar het gevaar is wel dat mensen niet meer samenwerken. Je verliest dan iets extra’s wat je creëert door het wél te doen. De afgelopen jaren heb ik met Jorge Gascon ook fantastisch samengewerkt. Dat was ook nodig, je beslaat zo’n breed veld en hebt daar zo’n brede specialistische kennis voor nodig. En misschien heb je die zelf niet maar een ander wel.’

 Als de lopende zaken zijn afgerond, wat denk je dat je dan je het meest zal missen?
‘Dat je af en toe ideeën hebt voor nieuw onderzoek en dat dan niet meer kunt doen, maar het hooguit kunt suggereren aan iemand anders. Daarom wil ik her en der ook nog wel wat contacten houden. Ik heb bijvoorbeeld heel goed contact met een oud-promovendus die nu hoogleraar is bij de ETH Zürich. Ik zie het wel gebeuren dat ik daar een keer voor langere tijd heen ga.’

Hieronder een aantal foto's van eind 2018 van het nieuw opgeleverde Katalyselab: