Het virtuele depot: achter de schermen bij musea
Bij de meeste musea ligt ruim 90% van hun collectie opgeslagen in een depot. Om te onderzoeken hoe dat soort opslagfaciliteiten dankzij VR-technologieën toch kunnen worden ontsloten, is het project ‘DIPOT: Digital depot’ opgezet. Zo kan de collectie niet alleen worden opengesteld voor een breder publiek, maar kan ook het ontwerp van toekomstige opslagfaciliteiten van musea worden verbeterd.
Onderzoeker Marzia Loddo heeft voor dit onderzoeksproject een beurs ontvangen van het programma ‘LEaDing Fellows’, dat in het kader van de Marie Skłodowska-Curie-acties wordt gecofinancierd uit Horizon 2020. Het doel van dit onderzoek is het maken van een dynamische virtuele voorstelling van de opslagfaciliteiten van kunstcollecties, die vervolgens als voorlichtings- en educatief instrument kan worden gebruikt. Een dergelijke voorstelling kan een belangrijke brug slaan tussen kunstcollecties en het algemene publiek, en bovendien beter ontworpen toekomstige depots opleveren. Onder begeleiding van Marie-Thérèse van Thoor gaat Loddo de transformatie bestuderen die de gebouwen van Nederlandse musea sinds 1990 hebben ondergaan, met de nadruk op de opslagfaciliteiten. Op basis van haar bevindingen zal ze een virtueel model ontwikkelen waar musea mee kunnen werken.
Musea zijn de hoeders van ons cultureel en antropologisch erfgoed en ze ontvangen elke dag vele bezoekers. Wat deze bezoekers meestal niet beseffen, is dat ze maar het topje van de ijsberg te zien krijgen. Bij de meeste musea ligt namelijk 90% van hun collectie opgeslagen in een depot. Die opslagruimtes liggen buiten het gezichtsveld van het algemene publiek en spelen maar een marginale rol bij de activiteiten van een museum. Ze vormen echter een belangrijke hoeksteen van elk museum en we kunnen ze niet afdoen als simpele magazijnen. In een depot kunnen allerlei activiteiten plaatsvinden, zoals tentoonstellingen, kunsteducatie en onderzoeksprogramma’s.
Bij ongeveer 60% van alle instellingen wereldwijd zouden de opslagfaciliteiten in zo’n slechte staat zijn dat die depotstukken niet meer gebruikt kunnen worden voor museale activiteiten. We gaan er stilzwijgend van uit dat alle kunstobjecten in die collecties er altijd wel zullen zijn. Maar in werkelijkheid verkeren ze in groot gevaar als ze niet de nodige aandacht en steun krijgen. Daarom is het van cruciaal belang om onderzoek te blijven doen naar opslagtechnieken, zodat deze steeds verder kunnen worden verbeterd. Verder is het noodzakelijk om deze openbare collecties meer onder de aandacht te brengen.
Nederland wordt internationaal gezien als koploper in de ontwikkeling van opslagfaciliteiten voor musea. De afgelopen dertig jaar hebben de musea een heuse transformatieslag doorgemaakt, die is ingezet door het Rijksmuseum Amsterdam, waarna vele andere volgden, zoals Paleis Het Loo in Apeldoorn, het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam.
Digitaal depot
DIPOT bestaat uit twee hoofdfases. In de eerste fase wordt het complexe verloop van de transformatie van Nederlandse musea sinds 1990 onderzocht. Aan de hand van alle culturele, politieke en economische aspecten die daarbij een rol speelden, moeten we beter kunnen doorgronden waarom en wanneer musea besloten om een andere weg in te slaan met de objecten in hun depots.
Casestudy’s en perspectieven van onder meer directeuren, ontwerpers, curatoren, onderzoekers en het algemene publiek moeten nieuwe inzichten opleveren.
De tweede fase bestaat uit het maken van een digitaal depot. In samenwerking met een museum met een gedigitaliseerde collectie wordt een 3D-model of een voorstelling van 360 graden van de objecten. De ontwikkeling van dit nieuwe beeldvormingssysteem moet ook meer licht werpen op de rol van nieuwe technologieën bij de perceptie en het begrip van cultureel erfgoed. Dit digitale depot moet specifiek aantonen wat virtuele 3D-replica’s van opgeslagen kunstobjecten kunnen betekenen voor de manier waarop musea worden gerund, hoe het algemene publiek beter kan worden voorgelicht en hoe toekomstige ontwerpers worden opgeleid. Het gebruik van VR-technologie (virtual reality) bouwt voort op collecties die al gedigitaliseerd zijn. Dankzij VR worden die collecties ook op een ongekend nieuwe manier ontsloten voor toekomstige bezoekers en wetenschappers.
Meer informatie
Neem voor meer informatie contact op met projectcoördinator Marzia Loddo(AE+T).