Profiel van een Prof: Prof. dr. C. (Christos) Kassapoglou

Nieuws - 06 november 2018

Naam?
Christos Kassapoglou

Functie?
Hoogleraar Aerospace Structures & Materials aan de TU Delft.

Privé?
‘Ik ben van Griekse komaf, heb in de VS gestudeerd en gewerkt en woon nu in Den Hoorn met mijn vrouw, die docente Duits is, en onze zoon van negen. In mijn vrije tijd hou ik van skiën, schaatsen en tennissen. Ook bouw ik sinds mijn zevende modelvliegtuigjes. Ik begon met auto’s en boten, maar koos voor de vliegtuigen omdat ik die complexer en dus interessanter vond; ik was al jong ambitieus en zocht uitdagingen. Zo is ook mijn fascinatie voor de luchtvaart ontstaan. Verder heb ik een verzameling euromunten; niks waardevols of moeilijks, maar de symboliek, geschiedenis en cultuur erachter vind ik boeiend.’

Carrière in vogelvlucht
‘Ik heb Aeronautics and Astronautics gestudeerd aan MIT. Na mijn twee masters, in Mechanical Engineering en in Aeronautics and Astronautics (1984), ben ik me gaan richten op structuren, in het bijzonder composietmaterialen. Ik heb na mijn studie bij diverse bedrijven in de luchtvaartindustrie gewerkt: bij Wichita Kansas Beech Aircraft (tot 1987), bij Sikorsky Aircraft (tot 2001) en daarna als adviseur voor diverse Amerikaanse luchtvaartbedrijven, vanuit Athene. In 2008 ben ik bij de TU Delft gekomen. Tot mijn verrassing ben ik in 2012 uitgeroepen tot Teacher of the Year.’

Mooiste gebeurtenis uit uw carrière?
‘Dat zijn twee levenslessen. De eerste: erkennen hoe weinig ik weet. Na MIT, de beste technische universiteit ter wereld, dacht ik veel te weten. Dus toen mijn supervisor mij in mijn eerste baan een probleem voorlegde, vond ik dat uitdagend, maar niet onmogelijk. Na drie dagen leverde ik de oplossing in. Mijn supervisor keurde ‘m echter binnen 30 seconden af en ik moest zonder uitleg opnieuw aan de slag. Ik had een veronderstelling gedaan die niet relevant was voor het probleem. Zo leerde ik dat je boekenkennis nodig hebt, maar ook ervaring. Sindsdien heb ik groot respect voor de ‘oldtimers’ in het vak en de complexiteit van de natuur.’

De tweede les, twee jaar later bij dezelfde werkgever, gaat over de factor geluk bij succes. Voor het testen van een vliegtuigvleugel om aan te tonen dat een beschadigde structuur in de lucht niet breekt, moest ik de schadelocaties bedenken. Om het ergste scenario te schetsen, deed ik dat behoorlijk agressief. Mijn supervisor vroeg: ben je zeker van je analyses? Ja, dat was ik absoluut. De test was superspannend, maar de vleugel hield zich goed. ‘Geluk gehad’, vond mijn supervisor. Ik vond van niet, want ik had alles goed voorbereid. Achteraf begrijp ik: je kunt goed overdacht opschalen van concept naar realiteit, maar er is altijd een factor geluk. Het shirt dat ik die dag droeg, heb ik bewaard als reminder daaraan.’

Leukste aan uw werk?
‘In een relatief korte periode een voorspelling kunnen maken voor hoe een structuur zich zal gedragen. Dat is belangrijk voor de luchtvaartindustrie, waar mijn roots liggen en waar snelheid geboden is. Er zijn simulatiemethoden die zeer accuraat zijn, maar die dagen of weken duren. Maar ik heb liever een snelle voorspelling van 80% betrouwbaarheid in drie uur dan een oplossing van 100% accuratesse in een week. De industrie is vaak bereid dat risico te nemen.’

Grootste uitdaging op dit moment?
‘Het gat dichten tussen wat studenten leren en wat de (luchtvaart)industrie nodig heeft. De industrie is gericht op toepassingen en wil in korte tijd nieuwe producten met specifieke mogelijkheden. Universiteiten daarentegen richten zich op fundamenteel onderzoek: de wetten van de natuurkunde. Terecht, maar als de industrie met uitdagende problemen komt, steken universiteiten onvoldoende tijd in het vinden van oplossingen. Liever generaliseren we de problemen en formuleren we ze zodanig dat ze eenvoudiger te simuleren zijn. Met algemene oplossingen tot gevolg. Studenten zijn dus onvoldoende voorbereid op het echte leven. Eigenlijk zouden alumni een trainingsperiode in de industrie moeten krijgen om te leren omgaan met wat ze niet hebben geleerd en kritisch naar hun resultaten te kijken.’

Waarom Delft? 
‘Toen ik gevraagd voor deze functie, was ik eerst sceptisch. Ik vind lesgeven een grote verantwoordelijkheid en wist niet of ik dat kon en leuk vond. Maar ik vind het geweldig. Wat Delft speciaal maakt, is dat we niet alleen wetenschap bedrijven, maar ook het gat tussen wetenschap en industrie proberen te dichten. Toen ik nog in de VS werkte, kende ik de reputatie van de TU Delft al. Diverse grote namen uit het structurenveld, waaronder professor De Jong, zijn allemaal verbonden aan de TU Delft.’

Beste eigenschap?
‘En meteen ook mijn slechtste: ik maak geen uitzonderingen op regels. Zo leer ik mijn studenten dat het in de echte wereld geen kwestie van onderhandelen is in een lastige situatie, maar van vooraf plannen en voorbereiden. Studenten denken soms dat een deadline het begin is van onderhandelingen. Maar dat is de verkeerde mentaliteit. Ik bepaal de regels en hou daaraan vast – noodgevallen daar gelaten. Verder gebruik ik in mijn colleges veel anekdotes uit de industrie om de link te leggen tussen boekenwijsheid en werkelijkheid. Ik merk dat dit de betrokkenheid vergroot.’

Minst goede eigenschap?
‘Diezelfde volhardendheid qua regels. Studenten haten me er soms om, maar waarderen het ook.’

Welk onderwerp hoort volgens u hoog op de politieke agenda?
‘Het belonen van excellentie. Op onze universiteit, en in heel Nederland, gebeurt dit veel te weinig – waarschijnlijk door de calvinistische inslag. Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg is het adagio. Maar feit is dat de wereld sterk competitief is. China en India rukken op in de technologie, zij investeren dan ook in de crème de la crème van miljoenen studenten. In Nederland daarentegen hanteren we een lootsysteem. En haalt iemand vijfjes en zesjes, dan halen we alles uit de kast om die persoon binnenboord te houden. Maar met de 1% excellente leerlingen, die onze industrie kan helpen het verschil te maken, doen we niks. Willen we in de toekomst meetellen, dan moet dat anders: bied excellente studenten meer faciliteiten en beloon ze met erkenning! Als ik naar mezelf kijk: toen ik cum laude aan MIT afstudeerde, kreeg ik een waardebon voor wetenschappelijke boeken en een plaquette om voorin te plakken. Als erkenning voor excellentie. Het kost bijna niets, maar het is zóveel waard.’

Inspiratiebron?
‘Mijn vader, die ook engineer was, maar dan in de tijd zonder computer. Nog steeds kan hij me helpen bij het oplossen van problemen. Maar ik heb ook veel te danken aan enkele profs aan MIT en enkele supervisors uit de luchtvaartindustrie. Zonder hen zat ik hier niet. Eén van mijn supervisors uit de industrie vroeg me eens: Ben je tevreden? Ja? Nou, dat is een probleem. Het betekent dat je geen hogere doelen meer stelt. En hij verwees naar de Griekse auteur Kazantzákis, die stimuleert om te reiken naar waar je niet kunt komen. Dat lijkt onmogelijk, maar je weet pas wat je grenzen zijn, als je ze geprobeerd hebt.’

Levensfilosofie?
‘Ik geloof in regels. Zonder principes of regels komen we nergens. En: iedereen verdient een kans, als je maar inzet toont. Een deel van mijn studenten studeert hard, maar haalt niet het gehoopte succes. Ik help hen van harte, om ze te motiveren. Van je fouten leer je immers.’