Privatisering van publieke ruimte vraagt om heldere regels
Kunnen we de inrichting van publieke ruimte overlaten aan private partijen? Ja, concludeert Els Leclercq in haar promotieonderzoek, maar dat heeft serieuze consequenties voor wat we op straten, pleinen en in parken mogen doen en laten. Zij pleit voor heldere regels vanuit de overheid.
In de Verenigde Staten is overname van de publieke ruimte door commerciële partijen gemeengoed, in Europa heerst er het nodige wantrouwen tegen. Groot-Brittannië hangt er ergens tussenin. “Private partijen zorgen daar voor aangename en schone gebieden waar het goed winkelen en wonen is”, zegt Leclercq. “Maar ze willen ook een omgeving die volledig risicovrij is. Dat wringt met onze gangbare ideeën over het openbare leven.”
Veel Europese steden kampten in de jaren zeventig en tachtig met verloedering van stadscentra en omliggende woonbuurten. Die werd op een aantal plaatsen met neoliberale oplossingen bestreden. Leclercq licht in haar onderzoek Liverpool eruit. Door vertrek van bedrijven, hoge werkloosheid en gebrek aan investeringen raakte de Noord-Engelse stad ernstig in verval. Duizenden huizen werden dichtgetimmerd en het centrum ontvolkte: slechts 3.000 mensen bleven over van de 30.000 inwoners. De toenmalige premier Margaret Thatcher trok haar handen grotendeels af van de arbeidersstad. Zij geloofde in marktwerking als drijvende kracht voor stedelijke vernieuwing. Het gemeentebestuur koos daarop, vrijwel platzak, voor ‘Urban Renaissance’-beleid. Dat was erop gericht binnensteden te herontwikkelen in nauwe samenwerking met de private sector. Eén van de oplossingen van de Liverpool Council bestond uit verkoop van een derde van het stadscentrum aan een projectontwikkelaar. ‘Productiviteit’, ‘efficiëntie’ en ‘effectiviteit’ werden hier de nieuwe kaders voor beleidsvorming en uitvoering. Een ander gebied werd aangepakt in samenwerking met private partijen in public private partnerships. Een derde oplossing werd gezocht in 'urban renewal'. Deze aanpak werd door het gemeentebestuur gebruikt in een achterstandswijk berucht door rassenrellen. Urban renewal kwam in de praktijk vaak neer op grootschalige sloop van oude corporatiewoningen en vervanging door duurdere nieuwbouw. De fysieke ruimte kreeg een oppepper, maar lokale sociale netwerken werden verwoest. Eén buurt in dit gebied weigerde zich neer te leggen bij sloop. De bewoners startten in eigen beheer met opknappen van straten en beschilderen van dichtgetimmerde huizen. Ze richtten een 'community trust' op – een wijkcoöperatie voor renovatie van de verloederde woningen.
Leclercqs vergelijkend onderzoek richt zich onder meer op het welbevinden van gebruikers van de drie gebieden. Stoort het bewoners van de privaat gerunde gebieden dat ze er geen folders mogen uitdelen, niet mogen demonstreren, fotograferen of filmen en dat kinderen er niet mogen skateboarden? Niet echt, blijkt uit antwoorden van bewoners in interviews en via een zelf ontwikkelde app. Velen wisten niet eens dat ze er middenin woonden. Omdat mensen zich de publieke ruimte niet kunnen toe-eigenen is de kans op graffiti, drugshandel of ordeverstoring er minimaal. Zodra er iets gebeurt, grijpt een beveiliger in. Dat wordt als positief ervaren. “Maar mensen vonden het wel raar dat er op het 16 hectare grote gebied alleen twee muurtjes onder een roltrap zijn waar weleens mensen zitten. Private openbare ruimte is een gecontroleerde werkelijkheid.”
In het publiek-privaat gerunde gebied draaide het onderhoud al snel uit op een fiasco. Binnen enkele jaren moest de gemeente dat gedeelte van de samenwerking zelf weer op zich te nemen. Het gebied met de community trust timmerde ondertussen aan de weg om het imago van de wijk te verbeteren. De trust zorgde voor nieuwe tafels en banken op straat en zette een markt op voor lokale producten. Mede daardoor kreeg het renovatietraject kans van slagen. Dat leverde een positieve respons op in het onderzoek van Leclercq. Zij tekent daarbij aan dat het allerminst betekent dat een publieke ruimte beheerd door een bewonerscollectief meer vrijheid biedt dan een gebied met commerciële surveillanten. Als de bewonersgroep een stuk grond opeist voor moestuinen, kunnen kinderen er onvermijdelijk niet meer voetballen.
Privatisering van de openbare ruimte kan werken, concludeert Leclercq, maar heeft toch gevaarlijke kanten. Opsplitsing van openbaar gebied in private 'eilandjes' kan tot verbanning leiden van het openbare leven en van burgerrechten. Leclercq: “De overheid moet kaders scheppen waarin private, publieke en ‘community’ partijen mogen opereren en handhaven bij overtreding van de regels. Dat is de enige manier om de rechten van alle burgers te garanderen.”
Op 5 april verdedigt Els Leclercq haar proefschrift 'Privatisation of the production of public space'.